komst te kennen te geven. Maar toen eens eigennamen gegeven werden, moesten gemeene namen weldra volgen; we zien den overgang van de eene soort naar de andere gedurig in werking, doordien namen die oorspronkelijk uitsluitend gebruikt werden om een individu aan te wijzen metaphorisch tevens gebruikt worden om de meest kenmerkende eigenaardigheden van dien persoon aan te duiden, bijv. als we van iemand zeggen dat hij „een Croesus" of „een Yan der Bilt" en van een ander dat hij „geen Bismarck" is. Ookdenke de lezer aan den Duitschen schooljongen, die in zijne geschiedenisles zeide, dat Hannibal zwoer dat hij altijd een Franschman voor de Eomeinen zou zijn 1). Dit is ten minste een der middelen, waardoor de taal tot aanwijzingen geraakt voor denkbeelden als „rijk", „staatsman en „vijand". Namen van werktuigen zijn in sommige gevallen eigennamen , die oorspronkelijk als een vleiwoordje gebruikt werden, gelijk bijv. in dieventaal een breekijzer of koevoet een letty (Betje) of jemmy (KobusjeJ genoemd wordt; het Engelsche derrick, evenals het Duitsche en Scandinavische woord voor een haak of slotopsteker (Duitsch dietrich; Deensch, dirky Zweedsch, dyrk is niets anders dan de eigennaam Dietrich , Derrick , - Dirk , Theodorich ; verg. ook de geschiedenis van de woorden flikjes, pantalon, tram, silhouette, guillotine, om slechts enkele voorbeelden te noemen.

Voorts hebben we gezien dat hoe verder we teruggingen , des te meer de zin een onoplosbaar geheel was, waarin die elementen welke wij gewoon zijn ons te denken als enkele woorden nog niet gescheiden waren. Macr juist dergelijke zinnen kunnen we ons met het grootste gemak verbeelden bij de veronderstelling van een primitief tijdvak van zinloos zingen. Als een zeker aantal personen samen een voorval hebben bijgewoond en het met eenigerlei voor de vuist gemaakt lied of refrein begeleid hebben , dan worden de twee denkbeelden verbonden en in later tijd zal het lied de voorstelling van den geheelen toestand in het geheugen van de aanwezigen terugroepen. Veronderstel dat de een of ander gevreesde vijand geveld is, dan zal de bende om het lijk van den verslagene dansende een zegelied aanheffen, bijv. zoo iets als „tarara-boem-di-ee!" Deze klankverbinding, naar een zekere melodie gezongen, zal nu gemakkelijk worden wat men een eigennaam zou kunnen noemen voor die bijzondere gebeurtenis; men zou het kunnen vertalen door „De verschrikkelijke

') Polle, Wie denkt das Volk, 1889, pag. 43.