Loos. 1°, Achter een substantief: méedoogen, meedóogenloos; voorbeeld, voorbéeldeloos.

Opmerking. Over goddeloos , tijloos , moedelóos(heid), zie men de Algemeene opmerkingen.

2°. Achter een adjectief: bewust, bewusteloos.

3°. Achter verbale stammen: dulden, düldeloos.

C. Hoofdtonige achtervoegsels: achtig, haf tig. Zij krijgen den hoofdtoon op hunne eerste lettergreep en veranderen den hoofdtoon van het woord in bijtoon.

Voorbeelden.

Aclitig. 1°. Achter een substantief: deel, deelachtig; woon (woning), woonachtig ; twijfel, twijfelachtig ; reus , reusachtig

Opmerking. De laatste twee luiden ook wel twijfelachtig, reusachtig.

2°. Achter een adjectief: waar, waardchtig.

Achter een substantief: man, manhaftig; held , heldhaftig ; krijg , krijgshaftig ; ernst, ernsthaf tig.

Opmerking. De hoofdtonige achtervoegsels achtig en haf tig danken hun toon aan regressie door ig. Men zie Algemeene opmerkingen.

Afleiding door voorvoegsels.

A. Toonlooze voorvoegsels: ge , be. Dit laatste alleen in verbinding met den uitgang van het voltooide deelwoord. Zij hebben geen invloed op den klemtoon: trouw, getrouw, willig, gewillig , dag , bedaagd , huis , behuisd.

B Bijtonige voorvoegsels: aarts, on. Zij hebben geen invloed op den klemtoon: dom , aartsdom ; gelukkig , ongelukkig ; nut, onnut; Aangenaam , ondangenaam ; rijp, onrijp.

Opmerking De voorvoegsels aarts en on hebben bij substantieven den hoofdtoon. Dit maakt, dat men deze prefixen in adjectieven dikwijls verkeerd accentueert; soms hoort men : onnutte dienstknecht, onrijpe appelen. Eene andere oorzaak van deze fout is, dat aarts en on dikwijls een rhetorischen toon krijgen.

Onmiddellijke afleiding.

A. Verbale stammen: blinken , blank ; dangenemen, aangenaam ; vóornemen , voornaam ; bekwêmen , bekwdam.

Opmerking. Over de laatste drie zie men de Algemeene opmerkingen.