van den toon, zooveel verschillende beteekenissen kunnen gelegd worden, is een nieuw bewijs voor de waarheid , dat de ontkenning geen andere kracht heeft dan het positieve oordeel, als geheel, voor valsch te verklaren. Bij de causale betrekkingen, die door transitieve werkwoorden uitgedrukt worden, richt zich de ontkenning öf alleen tegen het aangewezen voorwerp der werking, terwijl de werking zelve plaats heeft, of tegen de werking zelve, öf tegen het onderwerp, waaraan de werking toegeschreven wordt.

In den zin : Ik heb deze regels niet geschreven, kunnen door wijziging van den toon heel wat beteekenissen gelegd worden, maar elke beteekenis staat tegenover een positieve bewering, die door de ontkenning weersproken wordt.

Ik vestig nu ook nog even de aandacht op een ander voorbeeld, door den Heer de Jong gegeven.

„Ik sta buiten , ik zie in de verte iemand aankomen, maar kan nog niet onderscheiden, wie het is; wel zie ik, dat het mijn buurman niet is, en ik zeg: niet mijn buurman, d.i. een persoon, van wien ik alleen weet, dat hij mijn buurman niet is, komt er aan; het komen wordt aan dezen persoon toegekend, de zin is derhalve een bevestigende zin."

Dezelfde fout wordt hier begaan als in het eerst aangehaalde voorbeeld: bewering en gevolgtrekking worden vereenzelvigd. Als er werkelijk een persoon nadert, als ik niet het slachtoffer van een gezichtsbedrog of hallucinatie ben , en als ik dan in den naderenden persoon de mij bekende hoedanigheden van mijn buurman mis, dan doe ik de uitspraak: niet mijn buurman komt er aan, en ik bestrijd daarmee de bij mij opgekomen of de door een ander uitgesproken positieve bewering , dat de naderende mijn buurman zou zijn. Is mijn ontkennende uitspraak juist, dan kan daarop de positieve bewering gebouwd worden, dat de naderende persoon een van de vele personen is, die buiten mijn buurman bestaan.

De Heer de Jong heeft zich van den weg laten brengen door de oude dwaalleer, gelegen in het determinatio est negatio van Campanella, welke stelling gemakkelijk te wederleggen is door de opmerking , dat nooit tot het wezen der dingen behoort, wat zij niet zijn. J* Geluk.