hervat Lucifer den strijd; tot driemaal toe weet hij zijn deinzende drommen weer ten krijg te bezielen. De wanhoop drijft hem tot het uiterste.

Daar weerklinkt eensklaps de krijgsleus van Miehaël: „Eere zij God!" en het is, of op 't hooren van die leus de moed der Goddelijke regementen nog grooter wordt dan te voren. Ze stijgen opwaarts. Dan storten zij zich op het vijandelijke leger neer als een wildbruisende waterval op de diep liggende vlakte. Onder ros flakkerende vlammen en blauwen zwavelgloed treft de heirspits met donderkloot op donderkloot het centrum der halve maan. Een ontzettend luchtgeschrei volgt: Het hart van 't heir, in nood, begint langzamerhand in zijn weerstand te flauwen De slagorde is voor een oogenblik verbroken-

Toch geeft de trotsche Lucifer den strijd nog niet op. Zijn schitterende oorlogswagen vliegt nu her- dan derwaarts heen. Op de zwakste plaatsen is hij aanwezig. Geweldig komen zijn slagen neer. Den flauwenden geeft hij weer moed, den zwakken stort hij door zijn voorbeeld weer nieuwe veerkracht in. Grootsch is de aanblik, nu hij zich toont in al zijn geweldigheid. De Leeuw brult en bijt en scheurt; de blauwe Draak schiet giften en vervult de lucht met wolken van damp en smook, die hij aanhoudend uit de wijdopengespalkte neusgaten blaast. Lucifer schijnt onweerstaanbaar. Doch zie, daar verschijnt hem Miehaël in 't helblinkend harnas, als een God uit een kring van zonnen, die hem tot overgave aanspoort. Lucifers woede stijgt bij dien eisch hooger dan ooit. Tot driemaal toe heft hij den arm, om met zijn oorlogsbijl het diamanten schild te kloven, dat met den naam der Godheid prijkt. Maar — wie den Hemel tergt gevoelt de wraak van boven! De heirbijl treft — en springt op 't heilig diamant aan stukken. Nu zwaait Michaëls rechterhand den bliksem, door de Goddelijke Almacht gesterkt en treft Lucifer, die achterover uit zijn wagen stort. Met Lucifers val is weldra de strijd beslist en een Eei van Engelen zingt, ter eere van Miehaël, den overwinnenden veldheer:

Gezegend zij de Helt,

Die 't goddeloos gewelt,

En zijn maght, en zijn kracht, en zijn' standert Ter neder heeft gevelt.

Helaas, te vroeg gejuicht! Daar verschijnt Gabriël met het bericht, dat de zoo diep vernederde Lucifer, door wraakzucht vervoerd, ook Adam ten val heeft gebracht. Te recht wijst de heer Cramer