J. G. Talen. Het bijvoeglik naamwoord: het sintakties gebruik daarvan met tiepiesche voorbeelden opgehelderd. Ook bespreekt hijsamenstellingen als handvol, haarbreed, torenhoog, tijdlang. In: dat is alleen reeds voldoende en dit boek is 't verkeerde, noemt hij de adjectieven praedicatief-attributief; in 't is stilletjes, welletjes, zo, jij bent schuld vindt men praedicatieve adjectieven. Verschil tusschen een goed vorst en een goede vorst is kort en goed onzin en een subliem staaltje van de dekreteerende grammaire raisonnée. Het sterk verbogen adjectief is eigenlijk een adverbium, als onverbogen adjectief gebruikt.
J. H. van den Bosch, Over het oude en nieuwe Taalonderwijs. „Vergeefsch waren zijn pogingen om die hinderpalen te overwinnen . Dat overwinnen niet goed is en vervangen moet worden door uit den weg ruimen, daarover wordt niet gedacht, maar of het misschien moet wezen tevergeefs(ch): daarover wordt geredeneerd. Dit karakteriseert het heele vigeerende onderwijs in 't Nederlandsch aan lagere, middelbare en hoogere scholen. — Heel gelukkig is dit voorbeeld niet gekozen : bij Nassau (Verbeteroefeningen, Van Gorcum en Co. Assen —, stilletjes nagedrukt in die van Kat) en dus ook bij Steil wagen, Stijloefeningen, wordt deze zin met het oog op de beeldspraak behandeld. Intusschen vat men wel de bedoeling van den schrijver, die echter m i. ove!drijft en te lichtvaardig generaliseert. — Alle stijlleeren wil hij nu verbrand zien , ook die hij in 't vorige jaar heeft aangepreekt. — Opstellen maken als intrinsiek onzinnig werk moet vervangen worden door oefeningen in het zich uiten. Die uitoefeningen moeten geschreven zijn in de Algemeene Beschaafde Spreektaal — (die echter op het platteland en in de achterbuurten der groote steden even onbekend is als de Nederlandsche schrijftaal!).
4e afl. R. A. Kollewijn, Het geslacht der zelfst. naamwoorden in het Nederlands. In de spreektaal zet men in de plaats van de zelfst. naamw. bloem, vlieg, mug het ps. voornaamwoord hij. Om dezelfde redenen worden opgegeven als mannelijk: denamen van muziekinstrumenten, letters en sijfers , de woorden op ij, ing, nis, age, de, heid. Op denzelfden grond is het geslacht wankelend bij koe, leeuwin, merrie, enz. en bij niet-onzijdige stofnamen, zooals soep, melk. Deze lijst is ook leerzaam , inzooverre men daaruit kan zien, hoe „de spreektaal" afwijkt van de streektalen.
Van Hel ten, Over de verscherpte uitspraak van zachte, Noord en Zuid, lg Jaargang. <q