aan bedriegen enz. ? Hier beteekent het synonieme woord niet eesn precies hetzelfde als de uitdrukking! Aannemelijker klinkt daarom de verklaring uit het feit, dat, door het geringe verschil in de vormen voor den 3en en 4en naamv. in onze taal, het gevoel voor het verschil tusschen die naamvallen en voor de over- of onovergankelijkheid der werkwoorden zeer verzwakt is. Vraagt men bijv. verschillende personen naar den naamv., waarin hem staat in zinnen als : ik ontmoet hem dagelijks, wat hem betreft, wat baat dat hem, ik zal hem er over spreken , dan zal men zeer zeker verschillende antwoorden krijgen, en de in Holland vrij algemeene fout: wat mankeert hij ? kan alleen daaruit verklaard worden, dat men in : wat mankeert U ? niet voelt, dat U derde naamv. is *).

J. Wolthuis laat in „Iets over verbuiging" zien, hoe de tegenwoordige verbuiging der zelfst. naamw. en der bezitt. voornw. zich uit de vroegere ontwikkeld heeft. Uitvoerig handelt hij daarbij over den zoogenaamden emphatischen nominatief en den tweeden naamv. van het pers. voornw.

School en Studie, Febr. en Maart met Bijblad.

Br. W. Zuidema geeft een uitvoerige beschouwing over „Cornput's Profeetsij" van Potgieter (Yerspr. en Nagel. Poëzie II 53 vlg.). Eigenlijk is het meer een reeks opmerkingen van taalkundigen en etymologischen aard naar aanleiding van dit gedicht, maar toch worden in de inleiding ook eenige beschouwingen aan het dichtstuk zelf gewijd. Belangrijk is vooral de aanhaling uit Yan Meteren , die Potgieter blijkbaar de stof geleverd heeft. Zij luidt als volgt : „Den 4 I* cbruarij werden in Steenwijck dry velthoenderen (op de Marckt vliegende) met der handt gevangen. Doen het Cornput vertelt wert, sprack hy op den staenden voet: Godt is dryvuldigh, die schickten de wanckelmoedige Israëliten diergelijcke spijse , en hy sal dese Stadt oock voor-seker spijsen. Maer also daer dry

') Een en ander moge tot waarschuwing strekken aan de voorstanders van de allernieuwste spellingregeling! Zoo de door de commissie voorgestelde vereenvoudiging van de verbuiging ingang vond, zou het gevoel voor de naamvallen allengs geheel verloren gaan en daardoor de taalverbastering hand over hand toenemen. Het is jammer, dat de commissie de vereenvoudiging van de verbuiging aan die van de spelling heeft vastgekoppeld , want nu zal er waarschijnlijk van geen van beide' iets komen en een hervorming van de spelling was toch wel gewenscht.