G'est un Neron qui Ji tout mal aspire? — Pire!

Reviendra il en sa puissance doncque ? — Oncques.

Qui tirera les Gueulx de 1'esmoy ? — Moy!

Met behulp van de voorgaande Hollandsche navolging zal men het oud-Fransch lichtelijk verstaan.

In' de „Geschiedzanden" vindt men ook nog de twee Echogedichten, door van Vloten naar een Brusselsch handschrift uitgegeven, waarin de Geuzen het moeten ontgelden. Wij willen als proeve en tegenover de voorgaande gedichten er enkele van de meest pikante regels van aanhalen.

Hoeveel evangelische priesters sijn hier te lande?

Dryderhande.

Synt nietfherdoopers, luteranen en calvenisten?

Jae 't, vol twisten,

Hoe compt dat sy niet eenderley gheloeve en preeken?

Door Satans treken.

Synt dan gheen leeraers van Godt ghesonden?

Tot gheender stonden.

Sijnse niet verlicht metten heylighen gheest?

Minst noch meest. Wat beluycht, dat sy van Godt faelgeeren ?

Haer discordeeren.

Hoe es hun leeringhe te achten in als?

Meestendeel vals.

Wat is die liefde, daer sy afspreecken menich fout?

Gheheel verkoudt.

Waertoe streckt hun nerstighe predicatie?

Tot fallatie.

Wat bestrijden sy daermede tallen pereken?

De Roomsche kereke.

En zoo gaat het nog eenige regels verder. Het tweede Echogedicht in denzelfden geest bevat onder meer de volgende regels.

Deze nieuwe predicanten, wat sijnt voor fluyters ?

Stuyters!

Wat beroemense haer te bringhen voert?

Godts woerdt.

Eest Godts woerdt dat sy hebben ghestelt?

Ja, ghewelt!

Haer adherenten, wat sijnt voor ghesellen ?

Rebellen!

Is hun leeringhe oprecht in als?

Dicwil vals!

Wat hebben sy ghesaeydt breedt en wijdt?

Haet en nijt.

Haer Salmen-singhen eest oock met Godt ?

Jae 't, in spot.