debtte, iltilus utile, salübritas salubrité, sdnitas santé, sérmo sermón , proféssor professéur , major majéur , individuus individu , indüstrius industriéux, undnimus unanime, hypothesis hypothese , syllaba syllabe, fórmula formule, cymbalum cymb&le, clima climdt, metaphora metaphóre, diameter diamètre , pila pil'ier, metropolis metropóle , sdtira satire , séries serie etc.

Uit de bovenstaande beschouwing volgen voor onze Nederlandsche taal verschillende opmerkingen. In de eerste plaats deze, dat alle uit het Fransch overgenomen woorden den hoofdtoon op de laatste lettergreep hebben of, zoo die eene toonlooze e bevat, op de voorlaatste. De woorden op ie, die in het Fransch op ion of op eene toonlooze e uitgaan , maken eene uitzondering; zij accentueeren de voorlaatste lettergreep : positión , positie ; domicile , domicilie. De krachtige toon, die op de laatste lettergreep rust, heeft in de meeste gevallen den klinker gerekt of tot een tweeklank gemaakt. Deze rekking of tweeklankvorming wordt natuurlijk in de spelling zichtbaar voorgesteld en zoo ontstaat dan het verschijnsel, dat in zeer vele bastaardwoorden de spelling tevens de ligging van den hoofd toon aanwijst. Als voorbeeld kunnen dienen abüs, abuis • commis, comtiies; generdl, g ener dal • ognón, ajuin; accórd, akkoord; allói, allooi; abricót, abrikoos; complét, compléét; fagón, fatsóen; figüre, figuur; flambêau, flambouw; fontdine, fontêin; garnisón, garnizoen; ivóire, ivóor; jasmin, jasmijn, fournéau, fornuis; ocedn, oceaan; olive, olijf etc. Eenige woorden, waarover wij later zullen spreken , vormen eene uitzondering op dezen regel, wij noemen hier als zoodanig adjectief, substantief, altaar, kalief, émier, paspoort, ponjaard.

Wanneer er verschil is tusschen het Latijnsche en het Fransche accent, houden wij ons gewoonlijk aan dit laatste; wij zeggen daarom hypothése , individu, klimaat, metropool. Soms ook zijn door dit verschil dubbelvormen ontstaan. Zoo hebben wij syllabe en sylbe, majoor en méier, cimbaal en cimbel, pilaar en pijler.

Bij de bespreking van het Latijnsche accent hebben wij gezien , dat de hoofdtoon op de voorlaatste lettergreep valt, als deze een korten klinker bevat, die door twee of meer medeklinkers gevolgd wordt. Wanneer nu zulk een woord zijn uitgang verliest, dan eindigt het op minstens twee medeklinkers en heeft dan natuurlijk zijn hoofdtoon op de laatste lettergreep. Hieruit volgt de regel, dat bastaardwoorden, die in onze taal op twee of meer medeklin-