blijkens de dubbele vokaalspelling lang zijn hoofdtoon op de tweede lettergreep gehad; later echter verschoof het zijn toon en kreeg toen den nevenvorm óuter. Tegenwoordig is de uitspraak altaar de gewone, maar toch komt in verzen ook nog de vorm altaar voor.

Bijzondere vermelding verdienen nog de spraakkunstige termen, die op ief eindigen. Volgens het Latijnsche, zoowel als het Fransche accent behooren zij den hoofdtoon op ief te hebben; zij hebben dien echter op de eerste lettergreep. Deze toonverplaatsing is ontstaan door den rhetorischen toon. Men zegt zoo dikwijls substantief en adjectief, nominatief en accusatief, subjunctief cn indicatief, dat men het er onwillekeurig voor ging houden, dat de eerste syllabe hoofdtonig was. Andere woorden op ief, als vomiüef, initiatief, -prerogatief, die zelden of nooit als lid van eene tegenstelling optreden, hebben hun oorspronkelijk accent behouden. Ook sübject en óbject hebben op de eerste lettergreep een blijvend geworden rhetorischen toon ; trajêct en project hebben het oorspronkeljjk accent.

Ook de Grieksche woorden horizon en archipélagos hebben deze Nederlandsche toonverplaatsing ondergaan: horizon, archipel.

Deze progessie van den hoofdtoon bepaalde zich niet tot het Latijn en het Grieksch; ook op Fransche woorden deed zij haar invloed gelden. Het woord aalmoes, dat nu zijn hoofdtoon op de eerste lettergreep heeft en dit zelfs door klinkerverdubbeling aanwijst, is ontstaan uit het Oudfransche almósne, dat aan het Grieksche eleëtnosyne ontleend is. Ook contrefdire, ramonasse (dialectisch Fransch), impót, sassafras (van Lat saxifragum = steenbreek), quintessénce , lailli, verschoven hun toon en werden konterfeiten, rdmenas, impost, sdssefras, quintessens, baljuw. Zelfs in de militaire wereld, waar het Fransch schering en inslag is, deed deze progressie hare intrede , en maakte van harndis , lazarêt, passe-pórt, lieutendnt, tambóur, ratatouille, uniforme—harnas, lazaret, paspoort, luitenant, tamboer, ratjetoe, uniform.

De vreemde woorden, die op o eindigen, hebben meestal den hoofdtoon op de voorlaatste lettergreep en zoo kwam het, dat de woorden hautbóis en tricot, die den eindklank o kregen, daarmede ook hun accent verlegden: hobo , tricot.

Eigenaardig is het, dat ook de Fransche woorden op ard zich naar het Nederlandsche accent voegen; waarschijnlijk is het Germaansche karakter van dien uitgang daarvan de oorzaak Als voorbeeld geven wij bastaard, hazard, ponjaard, lombard.