VERKLARING VAN UITDRUKKINGEN.

Fiasco maken.

Een klein gedichtje voorkomende bij Six van Chandelier (1620— 16951) gaf mij aanleiding, om deze nog niet op bevredigende wijze verklaarde uitdrukking eens nader te onderzoeken. Den uitslag van dit onderzoek wensch ik hier mede te deelen ; hij is, naar het mij voorkomt, belangrijk genoeg om bekend gemaakt te worden en kan, zoo ik er al niet in geslaagd ben alle moeilijkheden uit den weg te ruimen, misschien anderen aanleiding geven om op hunne beurt de aandacht op deze uitdrukking te vestigen, waardoor, naar ik hoop, eens alle bezwaren kunnen worden opgeheven en wij te eeniger tijd ons mogen verheugen in eene heldere, juiste verklaring van deze tot nu toe zoo raadselachtige zegswijze.

Yooraf wil ik er even aan herinneren, wat alzoo aangaande den oorsprong van fiasco maken of lijden is geopperd. Men weet dat fiasco in het Italiaansch fiesch beteekent; dit heeft sommigen ertoe gebracht de uitdrukking in verband te brengen met den achteruitgang der Italiaansche glasfabrieken. Zoo lezen wij, om één enkele te noemen, in Woordenschat, onder redactie van Taco. H. de Beer en Dr. E. Laurillard, bl. 292. „In de 16e eeuw bloeide de glasfabrikatie in Italië, maar kreeg onder Lodewijk XIV door Colbert (f 1683) een zoo sterke mededinging, dat menige Italiaansche fabriek, die vroeger fijnere zaken vervaardigde, zich aan 't flesschen maken zette. Nu zou de spreekwijs de beteekenis verkregen hebben van achteruitgaan, in verval geraken, enz."2)

Onze naburen zijn lang zoo slim niet als wij; zij toch hebben er nog niets op gevonden. Littré (II, 1662) zegt; 1'origine de la locution et le sens primitif ne sont indiqués nulle part; en Hatzfeld: „la loc. ital. far fiasco vient, parait-il, de 1'argot der verriers de Venise. Borchardt waagt zich al evenmin aan eene verklaring en zegt niets anders dan: „aus dem ital. far fiasco , dessen Ursprung freilich ratselhaft ist. Tommaseo erinnert an die Zerbrechlichkeit der

I) Tijdschrift, III, bl. 227—290. Het bedoelde gedichtje is te vinden op bl. 329 in een bundeltje getiteld: Poësy van J. Six van Chandelier, verdeelt in ses boeken, en eenige opschriften. Te Amsterdam voor Joost rluimert, Boekverkooper op den Dam, in Seneka, 1657.

') Eene andere gissing vindt men in den Navorscher, 1894, bl. 224 en 365.

27*