„waarschijnlijk in navolging van het Latijn ontstaan" zijn en in de spreektaal weinig of niet voorkomen. Hij toont aan, dat het verschijnsel in kwestie zich niet alleen bij betr. voornw. maar ook bij zelfst nw., aanw. en vragende vnw. en voornw. bijw. voordoet, bijv: „Van de duurzaamheid van die stofgelooven we, dat niemand overtuigd is. Dit zegt men , dat uw broeder geschreven heeft. Over wien meent ge, dat ze het nu heEben ? Hiervan meent de leeraar, dat ieder overtuigd is." — Vervolgens maakt hij er Terwey een grief van , dat hij zulke zinnen „half en half veroordeeld." Maar dit heeft Terwey immers niet gedaan! Hij heeft alleen een verklaring van hun ontstaan trachten te geven, gelijk dit uitvoeriger en daardoor op meer overtuigende wijze door Den Hertog is gedaan in § 68 b. van het 2e stuk zijner Ned. Spraakk. Alles wat door ons aan vreemde talen is ontleend, is toch niet af te keuren!

S. Buisman handelt over de synoniemen glimmen — blinken — glanzen en stralen — gloren — lichten — schijnen. Waarom niet ook glinsteren en schitteren er bij genomen ?

W. A. W. Moll bespreekt uitvoerig Vondels Palamedes, eerst als treurspel en dan als hekeldicht, De slotsom is, dat Vondel het stuk alleen geschreven heeft om Oldenbarnevelts vijanden aan de kaak te stellen en den dramatischen vorm slechts koos om de aanschouwelijkheid der voorstelling: vandaar de vele gebreken , die het, als treurspel beschouwd, aankleven. — Ongewoon is de voorstelling, alsof het tragische zou gelegen zijn in de onevenredigheid van het lijden met de schuld. Als dit zoo was, dan zou niets tragischer zijn dan de ondergang van een volkomen onschuldig persoon.

J. Wolthuis toont in een opstel „Over het verloren gaan van het taalgevoel'' de verwantschap aan tusschen sommige woorden, die schijnbaar niets met elkaar te maken hebben, bijv. gerucht en roepen , gedrocht en bedriegen, bekwaam en komen, blok en ontluiken. Verder wijst hij aan, hoe, door dat de oorsp. beteekenis in het vergeetboek raakte , sommige woorden verbasterd zijn , zooals : op een kier uit Mnl kerren = knarsen, en hoe wij echt Germaansche woorden in verbasterden vorm uit het Fransch hebben overgenomen : bivouac (bijwacht), boulevard (bolwerk), blokkeeren (blok), balkon (balk) enz. Eindelijk verklaart hij het ontstaan van dubbelvormen als bord en boord, boek en beuk, buur en boer, maal en mail: sein en zegen uit dezelfde oorzaak. — Een blokhuis is, volgens de algemeene opvatting, niet „een huis, dat den toegang tot andere