J. Koopman s. üit den tijd onzer wedergeboorte. Hoofts renaissance klok IY. Hoofts Historiën zijn niet zoozeer een verhaal van een feitenverloop als wel een spel van sinne, een allegorie, onder den invloed van Humanisme en Renaissance geschreven. Hij heeft zijn volk geïdealiseerd.

H. Logeman. Over etiemologische spelling. Afdruk van een voordracht, gehouden bij de tweede jaarvergadering van de vereniging tot vereenvoudiging van onze schrijftaal, waarin S. tracht aan te toonen, dat spellingverandering de etiemologie niet verbergt.

Kleine meedelingen over boekwerken. Verwey's uitgaven van Bredero en Maerlant, waarvan het schoolgebruik wordt aanbevolen door V. d. B.; Dr. Johanna Nijlands gedichten uit het Haagsche liederhs., beoordeeld door J. J. A. A. Frantzen; e. a.

6e afl.

J. A. L e o p o 1 d. Bij een versje van Staring, nl. dat aan mijne gade , waarvan het fraaie en minder fraaie wordt aangewezen en de beteekenis wordt uitgelegd.

Uhlenbeck. Over de etymogische wetenschap. Een bespreking, vooral van de groote verdiensten der woordenboeken van Kluge en Franck. „Het vele en gewichtige, waarin het werk van Franck zich van Kluge's Wörterbuch onderscheidt, maakt het ook voor den Duitschen etymoloog tot een onmisbaar handboek, en omgekeerd zoude ik het voor een Nederlander niet gewenscht achten, dat hij alleen Franck raadpleegde zonder er Kluge bij na te slaan Het eene werk is een aanvulling op het andere." Want bij de groote overeenkomst tusschen beiden is Kluge een cultuurhistoricus en Franck de taalgeleerde „die geen ander doel heeft dan de taal om de taal zelve."

F. A. S t o e 11. Slipvangen. Slip is een verbaal substantief in de beteekenis van ontslipping, zooals het verklaard is door Winschoten in zijn Seeman 261. Van wanten weten. Want is hier het zelfst. gebruikte voegw. Buiten westen zijn. In 't Mhd. en Mnd. is een subst. wist, waarnaast bij ons waarschijnlijk een vorm west heeft bestaan, dat dan in onze uitdrukking voortleeft.

G. A. Nauta. Marcolphus, bekend door het volksboek „Dat dyalogus of Twisprake tusschen den wisen Coninck Salomon ende Marcolphus", beteekent niet uilskuiken , maar zwetser, babbelaar. Voor de(n) mast zitten zou niet komen van mast = voeder, maar