Bladz.

XLIV. C. J. Vierhout , Nog het een en ander over -baar. 301 XLV. Verscheidenheden 303

d. B. Speldegeld. — Signet. — Tabouret. — Paternosters. — Lijftochtenaar.

XLVI. Iets over Louis Coupérus, Wereldvrede. . . 308

XL VIL Dr. F. A. Stoett, Het achtervoegsel -baar . 314

XLVIII. C. J. Vierhout, Sylistische overwegingen. . 315

LIX. J. H. Gaarenstroom, Klemtoon 322

L. Dr. A. S. Kok, Aren-Lezing (XVI) .... 330

LI. J.C.Groothuis, Potgieter's „ Lief en leed i. h. Gooi'' 348

LIL Mr. C. Bake, „Vlack tot schroomen" . . . 354 LUI. „ „ De inenting bezongen door O. Z.

van Haren 356

LIV. Tijdschriften 360

LV. De heer Talen over het sterk verbogen adjektief. 371

LVI. Nedl. Vertalingen van Boccaccio's „Decamerone" 373

LVII. Boekbeoordeelingen 374

Leuvensche bijdragen op het gebied van de Germaansche Philologie en in 't bijzonder van de Nederlandsche Dialectkunde. — De dichtwerken van Mr. Willem Bilderdijk. — Woordenboek der frequentatieven in het Nederlandsch. — Stijloefeningen. — Unsere Umgangsprache in der Eigenart ihrer Satzfügung.

LVIH. Boekenlijst 381

LIX. M. K. de Jong, Kantteekeningen bij de Nederl.

Spraakkunst, door T. Terwey. (IV) . . . 385

LX. J. H. Gaarenstroom, Klemtoon 406

LXI. Dr. F. A. Stoett, Verklaring van uitdrukkingen. 419

Fiasco maken. — Flesschentrekker. — Op de flesch zijn. LXH. E. M. van Soest , Over de verdeeling der werkwoorden 426

LXIII. P. Visser , Poot's „Mei" 430

LXIV. „ Vijfvoetige trochaeën 434

LXV. J. C. Groothuis, Potgieter's „Lief en leed in

het Gooi" 435

LXVI. W. K., Schaepman's „De Paus" 455