Bladz.
Spannevoeten . . . . 212
Speldegeld 303
Spoorhallen 179
Sprokkelmaand .... 363
Standpunt 472
Stelen 531
Stijgen . . . 159, 531, 536
Stooten 200
Streep 522
Stroop «522
Stuiten 200
Suzanna 449
T.
Table d'höte .... 266
Tabouret 305
Tantalisatie 437
Tart 205
Themis 435
Tijloos 140
Toch 400
Toon 524
Trawanten 435
U.
Uiltje (Een — knappen) . 165 Ulevel 412
V.
Varen 33, 454
Ver (Voorv.). . . 292—294
Verbrijzelen 522
Verlangen (Het liedje van — zingen . . . 24—27
Bladz.
Verledigen 548
Verwonderen 550
Victorijn 451
Vierkant (Iemand — de
deur uitgooien) . . 34, 210
Vijf 517
Vlak tot schroomen . . 354
Volkomen 560
Volledig 560
Volmaakt 560
Voorzichtig 550
W.
Waar 555
Wagenhuur (Het geldt u
de —) 294
Want 401
Wanten (Van — weten) . 570
Wantich ...... 205
Weifelen 175
Weshalve 402
Westen (Buiten — zijn) . 570
Wie 563
Wip 255
Woon 201
Woonplaats 201
Woonst 201
Woonstede 201
Z.
Zeep (Om — gaan) . . 568
Zelfs 399
Zeven (Half —). . . . 363