KATHOLIEK SOCIAAL WEEKBLAD.

Dit vrijhandelsbetoog ziet op de eerste plaats het nadeel al voorbij dat uit plotselinge vernietiging van een nationalen bedrijfstak voortvloeit ; het ziet ook alle verdere voordeelen over 't hoofd van de aanwezigheid van een krachtigen boerenstand, ook wanneer die economisch minder productief moet werken dan hij als industrie-arbeidersklasse kon doen. Maar voor argumenten die zich boven de platste economische overwegingen verheffen is de vrijhandelaar niet erg vatbaar en daarom zullen ook wij dat alles maar in 't midden laten.

Op vrijhandelsstandpunt zou de omzetting van den boerenstand in fabrieksproletariërs een zegen zijn, zoodra het vleesch goedkooper werd en dat ook bleef.

Welnu, ook wanneer de Europeesche landen zich tevreden willen stellen met bevroren vleesch uit de maagdelijke landen der nieuwe werelddeelen, dan nog zal die goedkoopte niet blijvend zijn. Want de vraag in Europa zou zoo groot en het aanbod der nieuwe wereld zou zoo klein worden, dat de prijzen noodzakelijk moesten stijgen.

Het eene land na het andere zou z'n veebedrijf opgeven terwijl de bevolking toenam: hierdoor meer vraag. De landen uit de nieuwe wereld industrialiseeren zich echter ook meer en meer en hebben daarom in de toekomst ook hoe langer hoe meer hun vleesch voor eigen gebruik noodig; dus minder aanbod. En vandaar ook in de toekomst hoogere prijzen van bevroren vleesch.

Dat dit gebeuren zal, blijkt al uit een land als de Vereenigde Staten van Noord-Amerika. Eenige jaren terug was dit land een der grootste vleeschproducenten in de geheele wereld. En thans heeft het nagenoeg al z'n vleesch reeds voor eigen toegenomen bevolking noodig. Zoo zal het ook met die overige opkomende Staten plaats hebben.

Ook dan zouden dus al die andere landen weer opnieuw moeten beginnen aan den opbouw van hunne veeteelt en de prijzen zouden hooger zijn dan wanneer alle landen er op bedacht waren geweest om in hoofdzaak hun eigen nooden te bevredigen.

De openstelling der grenzen voor welk vleesch ook brengt dus geen blijvende goedkoopte van vleesch. In het begin goedkoopte, maar ten slotte toch weer duurte.

Goedkoope weken maar dure jaren heeft een Duitsch

schrijver geestig opgemerkt.

* *

*

Terloops hebben we reeds de vraag besproken wat er zou gebeuren wanneer alle landen de welvaartspolitiek van den vrijen handel gingen toepassen. Dat is immers het ideaal van alle vrijhandelaars en ook nog wel van sommigen die minder a-prioristisch in de welvaartspolitiek denken. Wij behoeven hier nog slechts de gevolgtrekking te maken.

Als alle landen vrijhandelaars gingen worden, hetgeen uit den aard al haast onmogelijk is, omdat men daarvoor specifiek Hollander en tegelijk liberaal moet zijn, dan zouden de meeste landen of eenzijdig industriestaat zooals Engeland van tegenwoordig, of eenzijdig landbouwstaat zijn, zooals Polen voor zijnen ondergang. De landen die het voordeeligst landbouwproducten konden voort¬

brengen, of die te onbeschaafd waren om iets anders te praesteeren, zouden zich op de levensmiddelen-productie toeleggen. En de meer vooruitstrevende naties op industrieele producten.

Aangezien echter het industrie-staat zijn eene voordeelige positie blijkt te zijn, zou het streven naar industrialiseeren al hoe langer hoe meer toenemen, want de aard der menschen zou door den vrijhandel niet veranderen. De menschheid in z'n geheel beschouwd zou zich dus op een gegeven oogenblik vastgewerkt hebben, want er zouden meer industriemenschen zijn dan er door den verwaarloosden landbouw gevoed kunnen worden. Er behoefde dan op zoo'n keerpunt maar een algemeene oogstmislukking plaats te grijpen — en die zou algemeen kunnen zijn omdat de landbouw geconcentreerd was — en er zou een bevolkingscatastrophe ontstaan waar wij ons geen flauwe voorstelling van kunnen maken.

Maar misschien was ook al lang voor dien tijd het menschdom dusdanig ontaard, dat die bevolkingscrisis niet eens meer kon plaats hebben. Want een eenzijdig gespecialiseerde industrie-staat heeft geen blijvend bestaan. Uit economisch, biologisch en nationaal oogpunt zou zoo'n staat ontaarden en uit de rij verdwijnen, evengoed als een stuk grond uitgeput raakt wanneer er altijd hetzelfde product op geteeld wordt.

Vrijhandel, mits algemeen toegepast, wordt het graf der menschheid.

Zoover zou men het echter niet laten komen, want altijd zal de menschelijke natuur sterker zijn dan de economische leer en de economische voordeelen. Vrijhandel kan alleen worden toegepast in een enkel land en onder bepaalde omstandigheden. Dan kan zoo'n enkel land al de voordeelen of al de nadeelen daarvan inoogsten en die politiek raakt de belangen der heele menschheid niet of nauwelijks.

Daarom zit er oo"k in de verdediging van den vrijhandel als algemeen stelsel van handelspolitiek altijd iets kleins en belachelijks.

Het kan alleen bij een nietig volk opkomen om daar een principiëelen strijd voor te voeren, zooals de Nederlanders nog wel eens doen.

In Duitschland voert men den strijd alleen om eenige dadelijke voordeelen te bereiken of om een verkiezingsleuze er van te smeden voor een of andere politieke partij. Maar daar is een krachtige monarchale Regeering, die steviger aan de goede beginselen kan vasthouden.

En die Regeering heeft ondanks alle vleeschvoorstelletjes met groote taaiheid vastgehouden aan haar beginsel: zooveel mogelijk de vleeschbehoeften van het volk door eigen productie bevredigen. Alleen bij wijze van uitzondering kan daar tijdelijk van worden afgeweken.

Vandaar dat de Regeering, principieel aan hare oude politiek vasthoudend, ook uitzonderingsmaatregelen genomen heeft, zoodanig dat een tijdelijk abnormaal tekort aan vleesch door het buitenland kan worden aangevuld, hetzij door middel van surrogaten zooals visch,