sen verboden, als ook voor diegene, wier' voorstelling werd toegestaan, ongeacht het verbod van Berlijn.

Wijkt de beoordeeling der plaatselijke politie slechts gedeeltelijk af van de Berlijnsche censuur, bijv. betreffende de vraag, of de film geschikt is ter vertooning voor volwassenen, of aangaande gedeelten van films, dan wordt het aan de plaatselijke politie overgelaten, of zij al naar gelang van elk geval een mededeeling als noodig of gewenscht beschouwt.

2. De mededeelingen moeten geschieden op kaarten, naar het model der Berlijnsche censuurkaarten en een gemakkelijke registratie mogelijk maken der in Berlijn bijeenkomende berichten.

De formulieren kunnen verkregen worden bij de boekdrukkerij Karl Kühn en Söhne, Berlin C 2, Breite Strazze, tegen 1.25 M. per 100 stuks, anders moeten ze op volkomen dezelfde wijze besteld worden als die van bovengenoemde firma.

3. In de in mijn besluit van 30 April 1911—Ha 753 voorgeschreven mededeelingen voor het C entraalpolitieblad zullen voortaan behalve de geheel verboden kinematografische films en de kinderverboden ook de zoogenaamde gedeeltelijke verboden worden opgenomen. (Aanduiding van die deelen van overigens goedgekeurde films, die niet ter vertooning worden toegelaten.)

Bij dit gedeeltelijk verbod zal ter vergemakkelijking der controle de lengte der filmte en de reden der verkorting mede worden gepubliceerd.

Daarentegen lijkt het zonder nadeel voor het doel voldoende, bij de overige verboden alleen titel, fabrikaat, firma en nummer der films te publiceeren en, de redenen voor het verbod voortaan weg te laten.

4. De in nol. 3 van dit besluit genoemde mededéelingen zullen voortaan als bijzondere bijlagen van het' Centraalpolitieblad worden uitgegeven, die slechts aan een zijde bedrukt zijn. De plaatselijke politie kan de titels der beelden uitknippen, op kaarten plakken en in het kaartenregister plaatsen.

Zij worden er intusschen opmerkzaam op gemaakt, dat bij aanvragen om goedkeuring het niet voldoende is,, dat de vertooners wijzen op deze mededeelingen, om aan te toonen, dat een film gedeeltelijk is vrijgegeven, 'maar dat onder alle omstandigheden de Berlijnsche censuurkaart moet worden getoond.

De lijst van verboden kinematograafbeelden, uitgegeven bij Albert Koenig in Guben, kan niet het ambtelijk gebruik van het centraal politieblad vervangen.

5. De plaatselijke politiebesturen moeten er algemeen op gewezen worden, dat vanaf 1 October van dit jaar, zij slechts die kinematografische films zelf onderzoeken, die hun door zulke personen worden voorgelegd, die de films zelf willen vertoonen.

Het onderzoek van alle films, die niet door den vertooner zelf worden aangeboden, maar door filmfabrikanten of beroeps-filmverhuurders, moet door de plaatselijke politie beslist worden afgewezen en blijft voorbehouden aan den politiepresident in Berlijn.

6. Het uitgeven van censuurkaarten door de plaatselijke politie zal geregeld overbodig zijn, daar de goed¬

keuring der plaatselijke politie alleen geldig is voor haar district, en het bewijs der goedkeuring voldoende geleverd wordt door het program, dat aan die politie* is voorgelegd en haar onderzoekingsmerk vertoont.

In geen geval mogen dubbele censuurkaarten door de plaatselijke politie worden uitgegeven.

7. Indien gedeelten van een ter onderzoek aangeboden film afgekeurd worden, dan moet verwijdering van het afgekeurde gedeelte uit de film worden verlangd ; het is gewenscht, dat de vertooner dit gedeelte aan de politie afstaat. Indien vastgesteld wordt, dat filmgedeelten, die door de Berlijnsche censuur zijn verboden, toch worden vertoond, dan moet daarvan omgaand bericht gegeven worden aan den politiepresident te Berlijn.

8. De strenge handhaving der bovenstaande bepalingen moet de plaatselijke politie als plicht worden opgelegd. Ook de plaatselijke politiebesturen moeten gecontroleerd worden, wat betreft de behoorlijke handhaving der filmcensuur.

9. Ten slotte wordt nog opgemerkt, dat voor zakelijke uitvoering der Berlijnsche censuur wordt gezorgd door aanstelling van een zoowel literair en aesthetisch als deskundigen raadgever.

Ik verzoek beleefd de plaatselijke politie dienovereenkomstig mededeeling te doen: de ter inlichting der nagenoemde besturen benoodigde afdrukken van dit besluit zijn ingesloten.

(w.g.) FREUND.

Wij hebben den letterlijken tekst gegeven van dit besluit, ten einde een denkbeeld te geven van den omvang en de werking ervan. Aan de hand van de commentaar van Dr. Hellwig bovengenoemd, zullen wij eenige bepalingen nader uiteenzetten.

Allereerst wijst Dr. H. er op, dat ook in Duitschland reeds lang werd aangedrongen op centraliseering der filmcensuur. En al is het natuurlijk niet mogelijk, ook de andere Bondsstaten buiten Pruisen te dwingen, de Berlijnsche censuur te aanvaarden, toch richten zich nu reeds vele plaatselijke politiebesturen naar de Berlijnsche censuurkaarten.

Alhoewel de minister van Binnenl. Zaken zelf, van wien dit laatste besluit is uitgegaan, aanvankelijk steeds het recht verdedigde der plaatselijke politie op zelfstandige censuur, heeft ook hij steeds meer en meer aan de centralisatie-idee toegegeven.

Dr. H. schrijft hieromtrent:

De filmcensuur is in Pruisen op 't moment zóó geregeld, dat de censuur wel is waar steeds theoretisch is overgelaten aan de politie in elke plaats afzonderlijk, dat echter feitelijk de filmfabrikanten bijna elke film, die ergens in Pruisen vertoond zal worden, door haar vertegenwoordigers eerst in Berlijn laten censureeren, en dat de filmverhuurders meestal slechts die films kunnen koopen, die reeds de Berlijnsche censuur zijn gepasseerd.

Alhoewel de andere politiebesturen de bevoegdheid hebben, een film. die in Berlijn verboden is, goed te keuren en omgekeerd een film geheel of gedeeltelijk te vertreden, die den censor te Berlijn onbedenkelijk