ben aangestipt, voor welks verwezenlijking geen gunstiger moment gekozen zou kunnen worden, dan het tegenwoordige, nu een Nederlandsche Kardinaal onze lage landen bezoekt en overal de harten doet popelen van Roomsche geestdrift. Mocht mijn idéé een gunstig onthaal Vinden bij onze voormannen en organisatoren, als Mr. Aalberse, Jhr. Ruys, Baron Van Wijnbergen, :om slechts dit nobel driemanschap te noemen, dan twijfel ik niet, of het zal met God's hulp ook spoedig tot uitvoering komen.

Nijmegen, 19 Juli 1913. J. J. M. H. NIJST.

Naschrift.

Wij gelooven, dat een Statuten-wijziging voor de K. S. A. niet noodig is, wil zij. kunnen voldoen aan de nieuwe eischen, die haar gesteld worden.

Daarvoor is alleen noodig: meer samenwerking en grooter steun.

Zoowel aan het een als het ander ontbreekt nog te veel.

Misschien dat thans veler oogen opengaan!

Red. „K. S. W."

NAAR HET LAND.

Het is een verblijdend verschijnsel, dat er in de laatste jaren, ook in de groote steden, steeds meer gewezen wordt op het voortreffelijke van het leven ten plattelande. En waar de steden zelf, dat leven niet bieden, daar tracht men tenminste door den aanleg van arbeidstuinen, (d en bouw van arbeiderswoningen met tuintjes, enz. eenigszins het vrije, gezonde en... voordeelige landelijke leven in te voeren.

Een 60-jarige arbeider schreef onlangs in de »Westdeutsche Arbeiterzeitung" een artikel, waarin op al de voortreffelijkheden van het landelijke leven voor arbeiders gewezen werd. Ik woonde, in dezen geest verhaalt de schrijver, sinds 1910 met mijne familie in eene zoogenaamde „Grosstadt". In 1906 erfden wij een stuk grond, een half uur buiten de stad. Twee andere erfgenamen deelden in deze erfenis, doch wij kochten hun aandeel en, en namen 't geheele stuk in bezit. Het stuk is ongeveer 10 are groot en werd gerekend f2100 waard te zijn. Een oud huisje dat er op stond brak ik af en bouwde er een eenvoudig nieuw huis op van 9 kamers, dat mij pl.m. f 3000 kostte. Ik dacht er zelf niet aan, dit huis te gaan bewonen, omdat ik in de stad een groot huis gehuurd had.

Ik verhuurde het nieuwe huis, maar ik had er zeer veel last, verdriet en kosten mee, zoodat ik er spijt van had, het huis te hebben gebouwd. Toen het echter te erg werd, besloot ik, met een zwaar hart, mijn stadshuis op te zeggen en naar mijn eigen landhuis te trekken. Het kostte mij heel wat moeite mijn vrouw en volwassen dochter hiertoe te bewegen, maar het ging niet anders, we konden het huis toch niet leeg laten staan en ook niet verder door huurders laten vernielen. Zoo maakte ik dan een verfraaiingsplan en beloofde aan mijn vrouw en kinderen, 't haar buiten zoo aangenaam mogelijk te

maken. Ik zelf zag erg op tegen den verren weg naar de stad, maar ik liet er niets van merken, en toonde meer moed dan ik werkelijk had, wat bij mijn 60 jaren wel niet te verwonderen is. Mijn weg naar de werkplaats, die aan den anderen kant der stad ligt, werd nu een uur lang. Zoo trokken wij dan in Februari 1910 naar ons eigen landhuis. Wij vonden er verschrikkelijk veel werk. Mijn speciale taak was het aanleggen van den tuin en dit moest geschieden wanneer ik van mijn werk thuis kwam, 's avonds van 8 tot 10 of 11 uur bij het licht van den lantaarn. Spoedig zagen ons huis en tuin er heel netjes uit. Voor 't huis een aardig bloementuintje met allerlei heesters en tegen het huis aan een peren leiboom. In den tuin rechte wegen, waarlangs appel-, peren-, kersen-, perzik- en pruimenboomen, bessenstruiken en aardbeiplanten en als afsluiting tusschen binnenplaats en tuin een schutting met wintergroen. In den tuin had ik een aardig tuinhuisje gebouwd, dat spoedig met klimop begroeid was. Daarbij kwamen al naar gelang het jaargetij de arbeid in den groententuin. Alles wat er in de huishouding gebruikt kon worden, werd in den tuin geteeld. Met welke hooggespannen verwachting zag ik den bloei- en groeitijd tegemoet. En toen alles op zijn mooist prijkte, overzag ik met groote voldoening het resultaat van mijn werk. Hoe verheugden zich moeder de vrouw en de kinderen, wanneer vader op een groen blad de eerste aardbeien binnenbracht. Wat smaakten de vruchten toen beter dan die we vroeger in den winkel kochten! Hoe prettig was het, dat moeder de vrouw nu zonder beurs in de hand heerlijke worteltjes, erwten, boonen en andere groenten, alsook aardbeien in den tuin kon gaan halen. En wat groote portie's groenten konden ze nu eten tegen vroeger, toen de kleine portie's zooveel geld kostten.

De belangstelling voor den tuin groeide met het succes. Ik had 's avonds geen zin meer om met kennissen een glaasje bier te gaan drinken en ook 's Zondags vond ik het heerlijk, om met 'n lange pijp in den mond door mijn tuin te slenteren en naar het groeien en bloeien te kijken.

Niemand onzer verlangde weer terug naar de stad. Ook de kinderen voelden zich hier echt thuis, en waren ze eenmaal van huis weg, dan verlangden ze weer terug naar haar eigen erf.

Mijn tuin is 800 vierkante Meter groot. Ik zou hem niet grooter, maar ook niet kleiner wenschen. Niet grooter omdat ik hem dan niet zonder dure hulpkrachten kon bewerken, niet kleiner omdat ik dan niet genoeg groenten en aardappelen, ook voor den winter, kon teelen. Voor een varken of een geit is hij te klein, daarom houd ik slechts eenige konijnen en kippen. Het werk verricht ik 's morgens voor 6 en 's avonds na 8 uur. Ik beschouw 't niet als werk, maar als ontspanning. Zelfs als ik al om 4 uur in mijn tuin begin te werken, ben ik veel frisscher wanneer ik naar de stad naar mijn werk ga, dan wanneer ik tot 6 uur in 't bed heb gelegen.

Ik ga steeds vroeg genoeg weg, opdat ik mij niet behoef te haasten. Er loopt een tram langs mijn deur,