Door hun intrede in den staat verliezen zij geenszins hun volle recht op vrijheid, op verwezenlijking van hun natuurlijk doel, op zelfstandigheid en zelfbestuur van hun eigen aangelegenheden.

De kracht van den staat als zoodanig treedt slechts op, wanneer de kracht van de burgers en hun vereenigingen niet voldoende is.

Aan den anderen kant staat het recht van 't geheel boven dat van de individuen en hun vereenigingen, voor zoover het doel van den staat, de welvaart van het volk, zulk een overheersching en beperking noodig maken.

»Noch het individu, nog het gezin, noch de nauwere gezinsgroepeering in de gemeente, (noch overige burgerlijke organisaties) zijn dus den staat ter beschikking gesteld als materiaal alleen, om door middel daarvan en ten koste dezer organische bestanddeelen zijn universale macht en grootheid tot in het oneindige te vergrooten.

"De staat heeft de natuurlijke roeping, zijn sociale bestanddeelen langs den weg der openbare orde te versterken, hun innerlijke, wezenlijke belang te beschermen en te bevorderen; maar dit laatste in zich op te zuigen, daartoe is hij noch geroepen, noch bevoegd" ').

De staat moet zich dus voor de uitoefening van zijn functies in zichzelf constitueeren, bekwaam maken, versterken; recht, veiligheid en orde verzekeren; hij moet, waar het belang dit eischt, helpen, bevorderen, daar optreden, waar het burgerlijk initiatief ontbreekt, niet voldoende is, niet in stand blijft, waar het, met het oog op de algemeene welvaart, behoefte heeft aan een ingrijpen van staatswege, om de eenheid en de harmonie van een noodzakelijke handeling te verzekeren.

De staat moet zich echter niet in de plaats stellen van de maatschappij.

Met zijn verzorgende, bevorderende werkzaamheid zal hij alleen aanvullend hebben op te treden, waar en voor zoover de krachten der individuen en der organisaties in den staat niet voldoende zijn of ontbreken.

De staat heeft dus een belangrijke taak, rechten en plichten, ook met betrekking tot het economisch gebied, de ordening, verzorging, bevordering daarvan overeenkomstig de eischen der

volkswelvaart, of volkswelstand, als met betrekking tot het materieele deel der algemeene volkswelvaart.

De maatschappelijke sfeer is geenszins een »noli me tangere" voor den staat, de absolute afwijzing van staatstusschenkomst op maatschappelijk gebied, in den geest van het individualistisch liberalisme, even verkeerd, als de door het staatssocialisme gewilde, overdreven inmenging van den staat of zelfs de collectivistische verdrijving en uitschakeling van de ondernemingen van een volk door bedrijfscoöperatie van een halfcommunistische »maatschappij." Het zou intusschen een dwaling zijn, wanneer men wilde aannemen, dat inhoud en omvang van de staatstaak van begin af aan, in alle tijden, in alle landen en omstandigheden feitelijk dezelfde zijn geweest.

De behoefte aan aanvulling door de algemeene kracht der hoogere staatsgemeenschap groeit eerder langzamerhand en verandert menigmaal, evenals de kracht van den staat een zeer verschillenden omvang en grootte aantoont.

Dat geldt niet alleen van de historische vorming van den staat en de staatsmacht, niet alleen van lang vervlogen tijden, wanneer men ze vergelijkt met het staatsleven van den huidigen tijd.

Ook tegenwoordig kunnen, b.v. aan sommige Zuid-Amerikaansche Staten vele werkzaamheden, die mogelijk zijn in een europeeschen staat, niet worden opgelegd; en wat thans in Duitschland van

1) Theodor Meyer s.j., Die Grundsatze eter Sittlichkeii und des Rechis. Freiburg, 1868, 126.

den staat verwacht en geeischt wordt, komt in 't geheel niet overeen met de bv. in Engeland en Amerika heerschende opvattingen betreffende de staatstaak en de verhouding van de bevolking tot den staat. <)

De groote rijken der oudheid bleven zelfs meestel slechts bondgenootschappen van stadsdistricten of militaire dictaturen over een meer of minder groot aantal van zulke districten. 2)

Al komt in het romeinsche rijk een grootere centralisatie voor, en wordt het centraal gezag hier al eenigzins, reeds in dienst gesteld van bet algemeen, de salus publica, dan is dat algemeen toch slechts een zeer kleine kring, en het romeinsche staatswezen, alleen rechtsstaat met betrekking tot de, alle rechten bezittende burgers, ook als cultuurstaat gewijd aan den dienst der heerschende klasse.

En vérgaande vrijheid voor zich zelf, op maatschappelijk gebied, lag natuurlijk in het belang dezer heerschende klasse.

Wanneer men spreekt over het middeleeuwsche staatswezen en maatschappelijk leven, en er op wijzen kan, dat taal, kerk-, militair-, en politiek bestuur reeds eenigzins grootere gemeenschappen vormt, dat ook de handel reeds eenigzins verderreikende verbindingen heeft doen ontstaan, dat er reeds een buitenlandsch verkeer, interlokale arbeidsverdeeling, een geldwezen bestond, dan moet men er aan den anderen kant toch bijvoegen, dat de productie voor eigen gebruik langen tijd het meest op den voorgrond stond, dat het verkeerswezen weinig ontwikkeld, het maatschappelijk leven gelocaliseerd bleef, dat een bedrijfspolitiek wel is waar in naburige gemeenschappen zich ontwikkelde, maar den staat elke

straffe centralisatie ontbrak, en dientengevolge een staatsbestuur slechts op zeer beperkte wijze aanwezig was.

»De middeleeuwsche staat," zegt Ferdinand Schmid 3)5 verrichtte (op het gebied van bestuur) slechts het allernoodzakelijkste, wat onvermijdelijk was, om het bestaan van zichzelf en de zijnen te verzekeren. In rechtsbescherming naar buiten en naar binnen putte zich over t algemeen zijn levenskracht en werkzaamheid uit, en wat destijds nog verder voor de beschaving geschiedde, deed de kerk. Alleen de karolingische monarchie geleek in haar samenstelling eenigzins op een modernen staat, en eveneens vinden wij in de groote territoriale staten van het westen reeds in de latere middeleeuwen menig begin van bestuur, voor zoover dit niet ook hier weer door de onophoudelijke oorlogen en oproeren

werd verstikt of werd begraven onder de puinen van het leenstelsel.

»Veel belangrijker is de openbare besturende werkzaamheid ... in dien tijd reeds in de steden ontwikkeld. Nadat de stedelijke nederzettingen tot zelfstandige dragers van rechten en plichten waren geworden en organen hadden verkregen, die niet krachtens eigen recht, maar in naam van het nieuwe gemeenschapswezen handelden, ontstaat hier de eerste intensievere, openbare administratie. Deze is doordrongen van de gedachte der behartiging van gemeenschappelijke belangen.

sToen de poging, om door politieverordeningen in het rijk een openbaar bestuur in te richten, waren mislukt, bij gebrek aan • geschikte organen, begonnen in Duitschland de landsheeren, steunend op het begrip der politie en later dikwijls het fransche koningschap navolgend, naast de grootere steden in hun gebied een bestuur in te voeren, dat elk gebied van het leven omvatte. Dit bestuur neemt in de 17e en 18e eeuw in alle politiestaten een zeer hooge vlucht." enz.

1) Vgl. Lexis. Art. «Staat" im Wörterbuch der Volkswirtschaft II3.914.

2) schmoller. Art. «Volkswirtschaft" im Handwörterbuch der Staaiswissenschaften, VIII 3. 427.

3) Ueber die Bedeutung der Verwaltungslehre u.s.w. in der Zeitsehrift fiir die gesamle Staatswissensehaft LXV. (1909) 195 f.