De Staatsmijnen hebben één mijn in exploitatie (Wilhelmina), terwijl twee mijnen (Emma en Prins Hendrik) in aanleg zijn en boringen verricht worden voor de vierde mijn (nabij Geleen).

Gedurende 1912 was de netto opbrengst 820.840 ton.

In 1912 werd het Staatsmijnveld uitgebreid met de z.g. »Maasvelden". De Staatsmijnen hebben één electrische centrale in bedrijf, en wel die op de Wilhelmina. Deze centrale voorziet de drie mijnen van electrischen stroom terwijl ook stroom afgegeven wordt aan de maatschappij tot verkoop van electrischen stroom van de Staatsmijnen in Limburg, welke maatschappij in vele plaatsen in Zuid-Limburg electriciteit levert (Maastricht, Heerlen enz.) Deze centrale leverde in 1912 8.516.423 K. W. U.

Op de mijn Emma kwam in 1912 eveneens de electrische ■centrale gereed, welke in 1913 in bedrijf is gesteld.

Om bedrijfstoringen zooveel mogelijk tegen te gaan zijn de centrales van verschillende mijnen onderling verbonden, ten einde in geval van nood elkander van stroom te kunnen voorzien.

De verkoopswaarden der uitgedolven steenkolen bedroeg voor de laatste drie jaren resp. f 8.230.941.41, f 9.491.886.41 en f 12.044.832.80. De gemiddelde verkoopsprijs per ton was voor de jaren 1910, 1911 en 1912 resp. f6.59, 6.50 en 6.01.

In 1912 werden verkend de groote breuken in het steenkolenterrein ten Zuiden en Westen van Heerlen, wier studie aan de oppervlakte mogelijk is, door de sporen, die deze verzakkingen aldaar nalieten.

Deze onderzoekingen, welke geleid worden door den districtgeoloog, den heer W. C. Klein, werden financieel gesteund door de directie der maatschappij tot exploitatie van Limb. steenkolenmijnen, en zijn nog niet afgesloten. Zij zullen worden neergelegd in een geologische kaart op de schaal 1 : 50.000.

KORTE BERICHTEN.

„De R.K. Vakbeweging". — Onder dezen titel is het eerste nummer verschenen van een Maandblad, hetwelk verschijnen zal als officieel orgaan van het Bureau voor R.K. Vakorganisatie.

Het nieuwe blad ziet er keurig uit.

Het wordt geopend met een warm gesteld artikel van den Redacteur P. J. J. Haazevoet, die in 't kort opsomt, hetgeen reeds door het R.K. Vakbureau in 't bijzonder, en door de R.K. Vakbeweging in 't algemeen, is tot stand gebracht, en binnen korten tijd zal gesticht worden.

Een lange lijst van medewerkers wordt meegedeeld.

Wij hopen voor den Redacteur, die toch al veel werk op zijn schouders heeft, dat ze ook werkelijk zullen medewerken. In 't eerste nummer van het K. S. IV. kwam ook zulk een lijst voor. Hoevele dier namen zag men nooit onder een artikel?

Wij hopen van harte, dat dit nieuwe Tijdschrift door zijn degelijken inhoud veel tot den verderen bloei van onze Katholieke vakbeweging moge bijdragen !

Voor het R.-K. Marine-personeel. — Dezer dagen verscheen het Jaarverslag der hoogst nuttige en verdienstvolle >Vereeniging ten behoeve van het R.-K. Marine-personeel."

Gelijk het eerste jaarverslag, kan ook dit tweede aanvangen met een dankbare herinnering aan de veelzijdige sympathie, welke deze vereeniging mocht ondervinden; ook in het thans geëindigde jaar. Zij verkreeg zoowel van de zijde der geestelijke als der wereldlijke autoriteiten de hulp en de medewerking, die haar noodig zijn, om haar arbeid in het belang der R.-K. schepelingen naar behooren te verrichten en om daarbij tot het gewenschte resultaat te komen.

In Nederl. Oost-Indië vond de vereeniging een harer leden te Batavia bereid om als correspondeerend lid op te treden,

ook te Constantinopel vond de vereeniging in den ZeerEerw. pater Gaëtan van Poppel, Min. Conv. aldaar een correspondeerend lid.

Wat de werkzaamheden der vereeniging in het eigen land betreft, dient er op te worden gewezen, dat Z. Ex. de Minister van Marine haar zeer welwillend te gemoet kwam. Er zijn thans onderhandelingen gaande, die het vooruitzicht openen, dat — indien noodzakelijk — ook op steun van Rijkswege zal kunnen worden gerekend, als de voorziening in de geestelijke hulp ten dienste van de Vloot tot het doen van grootere uitgaven leiden zou. Op het daartoe door de vereeniging gedaan verzoek, is op Goeden Vrijdag aan boord een vischmaaltijd verstrekt. Toezegging is gedaan, dat dit voortaan steeds zal geschieden.

Te Den Helder zijn voorts een 50-tal kerkboekjes, speciaal samengesteld met het oog op gebruik door militairen, beschikbaar gesteld voor de schepelingen.

Het ligt in de bedoeling, deze boekjes ook ruimer te verspreiden en ze o. a. bij het doen van langere reizen aan boord mede te geven indien mocht blijken, dat de R.-K. schepelingen daar prijs op stellen.

Italianen in het Buitenland. — Blijkens een door de Banco commerciale Italiana uitgegeven statistiek bevonden er zich in 1910 5.557.746 Italianen in het buitenland, tegen 3.344.548 in 1901. Hun spaarpenningen zenden de Italiaansche landverhuizers meestal naar het vaderland en men raamt het bedrag, hetwelk op deze wijze jaarlijks naar Italië vloeit, op ca. 450 millioen lire, d. i. ongeveer evenveel als Italië jaarlijks uit het vreemdelingenverkeer trekt.

Wet tegen de oneerlijke concurrentie. — Naar aanleiding van ons stukje in een der vorige nummers van dit blad, waarin wij wezen op eene uitspraak van den heer Tydeman om tot spoedige invoering eener wet tegen de oneerlijke concurrentie over te gaan, zegt de Haarlemsche Hanze, dat 't daar thans eene prachtgelegenheid voor is.

Leest men toch de bladen van verschillende partijen, dan blijkt er uit, dat men in aanstaande regeeringskringen schier verlegen zit om een of andere zaak, met kans op succes, aan te pakken. Laat men het nu eens probeeren met een wet tegen de oneerlijke concurrentie. Sprekers van allerlei richting hebben zich op Bondscongressen reeds vóór een dergelijke wet verklaard. Ook in den Middenstand heerscht ten dien opzichte geen verdeeldheid meer. Schier gelijktijdig werd deze week door de jaarvergaderingen van de Haarlemsche Hanze, te Amsterdam, en van den Ned. Middenstandsbond, te Middelburg, besloten bij de Regeering op een strafrechtelijke bestrijding der oneerlijke concurrentie aan te dringen.

Men reikhalst naar zulk een wet.

Collectief Arbeidscontract. — Na langdurige onderhandelingen is te 's Gravenhage een collectief arbeidscontract afgesloten tusschen de patroonsvereeniging »De Nijverheid", afd. 's Gravenhage van den Ned. Aannemersbond, de Bouwkundige Vereeniging »Onderneming en vrijheid" eenerzijds en een federatie van acht timmerlieden vereenigingen anderzijds.

Het uurloon der bekwame timmerlieden voor de gemeente 's Gravenhage wordt daarin vastgesteld als volgt:

Minimum in daggeld vanaf 28 Juli 1913 tot en met 30 April 1914, 30 cent per uur, vanaf 1 Mei 1914 tot 30 April 1915 31 cent per uur, en voor de daaropvolgende jaren 32 ct. per uur.

Maximum, voor het werk zonder voorafgaande raming van den prijs hoogstens 10 pet.

Voor het werk met voorafgaande raming van den prijs hoogstens 30 pet. boven het vastgestelde loon van 30 resp. 31 en 32 cent per uur.