naar het huis van ouder of voogd, 't zij naar het gesticht of gezin, waar het was uitbesteed.

„Meermalen — aldus deelde indertijd minister Nelissen mede1) — meermalen ontstaat tijdens het verblijf aan de tuchtschool de overtuiging, dat het belang van een verpleegde zou vorderen, dat hij na bekomen ontslag ter beschikking zou worden gesteld der Regeering ofwel onttrokken aan de ouderlijke macht. In dergelijke gevallen kan tijdig overleg met officiëele personen of een officieel lichaam, b.v. den betrokken voogdijraad, tot een gewenscht resultaat voeren".

Ook voor zoover de kinderen terug gaan in de vrije maatschappij is het nuttig, dat een vereeniging, een ambtenaar der kinderwetten of een zich daarvoor beschikbaar stellend particulier toezicht Op hen blijft uitoefenen, ten einde herval in 't kwaad zooveel doenlijk te voorkomen. Een en ander gebeurt dan ook veelvuldig, terwijl evenzeer de ontslagenen zoo noodig aan een betrekking worden geholpen.

36e, Welke zijn de resultaten van het tuchtschoolsysteem ?

In bovenvermeld „Overzicht over de werking der Kinderwetten" schreef minister nelissen (pag. 59):

„Het gedrag der verpleegden in de tuchtscholen was over het algemeen bevredigend. De meeste scholieren, zelfs zij, die om hun verleden en hun aanvankelijk optreden het ergste deden verwachten, gedroegen zich ordelijk en gewenden spoedig aan de strenge tucht, waaraan zij onderworpen werden.

„De meeste verpleegden doen met opgewektheid hun best, om al het hun opgedragen werk met ijver uit te voeren. De geest onder hen is dan ook zeer goed. Vóóral het verblijf in de eerste (afzonderings)klasse, waarin de verpleegden gebracht worden tot het besef van schuld, en waarin zij de twee of drie eerste dagen zonder werk doorbrengen, had een zeer kalmeerenden invloed op hen en deed de meesten hunner naar werk haken.

„Het is natuurlijk, dat vele verpleegden, die nooit orde en tucht gekend hebben, omdat zij niet opgevoed en niet geleid werden, hun belang bij opname niet direct begrepen en wantrouwden de goede bedoelingen van vermaningen en raadgevingen, ook al omdat zij nooit eenig medegevoel hadden ondervonden. Wanneer dit bleek, moesten straffen worden opgelegd, maar steeds werd getracht, hun op de meest kalme, bedaarde, humane en welwillende wijze onder het oog te brengen, dat het geschiedde in hun belang, uit zorg voor hun toekomstig leven, waardoor langzamerhand, mede door het ordelijk, regelmatig leven in de tuchtscholen, gepaard met een voldoende materiëele en goede geestelijke verzorging, de meest recalcitrante verpleegde zich bukte onder de regelen van orde en tucht, en vertrouwen kreeg in de belangstelling, die er in zijn toekomst werd gesteld.

„Als het verblijf van eenigen duur was, kon zelfs bij de meest verdorven jongens een merkbare verandering ten goede waargenomen worden.

„Na het vertrek uit de tuchtschool ontvingen de directeuren van vele oud-verpleegden een dankbaar schrijven. Sommigen dezer brachten een bezoek aan de tuchtschool, waarin zij opgenomen waren, terwijl

1) In het Overzicht over de werking der Kinderwetten geaurende de periode 1 December 1905 tot 1 Januari iqo8, pag. 65.

omtrent verscheidene anderen, waaronder zelfs vroeger zeer perversen, gunstige berichten nopens hun gedrag ontvangen werden.

„Het meest voorkomend kwaad was het liegen, waaraan vele verpleegden zoo gewoon waren, dat zij het eerst langzamerhand eenigermate konden afleeren.

„Strenge maatregelen zijn genomen, om onanie te-v gen te gaan. Enkele 'jongens, die zich vroeger daaraan dikwerf overgegeven hadden, verklaarden met blijdschap, dat zij nu geleerd hadden, zich te bedwingen, hoeveel moeite 'het hun ook kostte.

„Bij bijna allen van de weinige verpleegden, die op den duur last bleven veroorzaken, bleken de geestvermogens niet volkomen normaal ontwikkeld te zijn."

Tot zoover minister nelissen.

Statistische gegevens omtrent de blijvende resultaten van het tuchtschoolsysteem zijn nog niet bekend, doch er is geen enkele reden om er aan te twijfelen, dat die resultaten even gunstig zijn als bij de gezinsverpleging.

37e. Hoe zijn dan de resultaten der gezinsverpleging?

Statistieken dienaangaande zijn evenmin bekend; men zou ze moeten opdiepen uit de jaarverslagen der betrokken vereenigingen enz., wat echter nog slechts een onvolledig overzicht zou kunnen opleveren, wijl ze immers niet allen denzelfden maatstaf aanleggen en zoo licht een of meer corporaties kunnen worden overgeslagen.

Wel klinkt uit de 'verslagen, welke we lazen, een tevreden toon. Natuurlijk faalde menige poging tot verbetering — wie zal de volmaaktheid brengen? — maar over 't algemeen blijken bevredigende resultaten te worden bereikt.

Een beredeneerd overzicht, loopende over een langer tijdperk, leverde intusschen „Pro Juventute" te Amsterdam in een bijlage tot haar jaarverslag ov;r 1911, getiteld: „Zes jaren gezinsverpleging." Het betreft 73 jongens en 2 (meisjes. Van dit tweetal vonden we geen bijzonderheden vermeld, maar omtrent de jongens wordt het volgende medegedeeld:

„4 zijn overleden, waarvan 3 aan tuberculose en

1 aan een ongeval; 42 zijn thans ontslagen of worden binnen enkele maanden 21 jaar. Van dezen is bij

2 onbekend wat van hen is geworden; 31 is het goed gegaan; 3 zijn opnieuw met den strafrechter in aanraking gekomen, waaronder 1 absoluut is mislukt ; 3 behooren tot de losse werklieden in wie weinig vertrouwen is te stellen al hebben zij zich buiten aanraking met de justitie weten te houden; 22 bevinden zich nog in een gezin, die het allen goed maken; 5 in een Rijksopvoedingsgesticht, daarin verpleegd op last van den Minister van Justitie; onder deze laatste 5 is een hopeloos geval."

Deze resultaten — „31 is het goed gegaan" en „22 maken het allen goed" — zijn waarlijk moedgevend.

Het zou nuttig en wat de lectuur betreft stellig ook verblijdend zijn, indien meerdere vereenigingen eens een samenvattend overzicht harer ervaringen publiceerden.

Leo Van Westenburgh.