drijfsdoorvoering onder socialistisch regime gewijd, ook materiaal leveren, dat voor het verkrijgen van een juist inzicht de regeling van het sociale arbeidscontract van dienst kan zijn. Bevredigd wordt hij niet. Het is wederom een voortdurend afbreken van de verheven zaak van het socialisme, met van tijd tot tijd een wenk als deze, dat de arbeiders met hunne „machtsvorming" gelijkertijd voor socialistische productie geschoold 2) moeten worden; óf: zoetjes aan dienen de socialisten zich er thans dus wel rekenschap van te geven, hoe zij met •de vestiging van de socialistische productiewijze een begin zullen maken. Waarop dan onmiddellijk volgt dat aan de hand van enkele socialistische schrijvers zal worden aangetoond, hoe peilloos ver deze beneden de realiteit blijven. Men kan al dat ophemelen en afbreken niet in dit artikel vermelden. Doch nog één zin. Na een aanhaling van KaüTSKY: Wat het socialisme brengt, luidt het: „Den socialen ingenieur, die het socialisme en de sociale productie ziet aanbevelen op dergelijke wijze als de bovenstaande, moet toch wel ernstige schroom bekruipen om zich onder de voorstanders van het socialisme te scharen. Hij, eerder dan alle theoretici, die buiten het productieproces staan, gevoelt dat men er zoo niet zal komen." En toch verklaart hij zoo stellig mogelijk dat de sociale ingenieur niet anders dan welgezind kan staan tegenover het socialisme. Zijn eigen woord: Men brengt met zulke bespiegelingelingen, den arbeider maar in de war, is volkomen waar.

(Wordt vervolgd.) J. B. van Dijk.

1) De cursiveering is van den schrijver.

DE KINDERWETTEN IN VRAGEN EN ANTWOORDEN. — IV.

38e. Met welke kinderen wordt bij gezinsverpleging het beste resultaat bereikt?

Natuurlijk met de verwaarloosde kinderen, wier aard beter was dan hun uiterlijk, wier aanleg nog niet was ontaard. Van dezulken zegt de deskundige samensteller van „Zes jaren gezinsverpleging", uitgegeven door „Pro Juventute" te Amsterdam:

„Naar de resultaten te oordeelen, zou ik willen zeggen, dat veel criminaliteit van jeugdige personen moet worden toegeschreven aan speelschheid en kinderachtigheid. Men vraagt zich vaak af: „Waar eindigt het spel, waar begint de misdaad?"

„Tallooze malen komt men hetzelfde tegen: de jongen pleegde veel schoolverzuim en zwierf dan met zijn vriendjes op straat rond, pleegde grootere en kleinere straatschenderijen; daardoor was hij ten achter. Na de school kwam hij bij verschillende 'bazen, bleef daar telkens weg, pleegde groote of kleine oneerlijkheden, ten slotte een diefstal of verduistering, die hem met de justitie in aanraking bracht. In een gesticht of een gezin opgenomen, gaat het meestal na eenigen tijd goed.

„Deze geschiedenis komt voor in goede en in slechte gezinnen. Bij de laatsten werkt natuurlijk het voorbeeld der ouders weinig vefheffend, maar bij

de eersten werkt vaak het gebrek aan toezicht van af de prilste jeugd de straatschenderij in de hand. Vader gaat doorgaans den geheelen dag uit werken, moeder heeft de zorg over een groot aantal kleine kinderen of werkt zelf ook en de 7 of 10-jarige knaap is reeds geheel geëmancipeerd.

„Daardoor — schr. bedoelt blijkbaar: doordat de kinderen niet van aard slecht waren, doch slachtoffer werden der omstandigheden — daardoor komt het, dat een zoo groot aantal jongens goed terechtkomt. Hun nieuwe omgeving is natuurlijk zoo gekozen, dat het toezicht streng, de omgang met slechte kameraden moeilijk is. Een belangstellend ingezetene houdt zich speciaal met hen bezig, tracht ze wat ernst en belangstelling bij te brengen. Als niet het overgroote deel gelegenheidsmisdadigers waren als beschreven, zou het niet mogelijk zijn, de gunstige resultaten te bereiken, waarop wij kunnen wijzen."

Men kan tusschen de regels lezen, dat schr. minder hoopvol gestemd werd omtrent die minderjarigen, bij welke niet de gelegenheid maar de aanleg den dief maakte. Toch mogen ook 'dezen niet aan hun lot worden overgelaten. Al bereiden zij Vele teleurstellingen, al drukken zij het percentage der gunstige resultaten, er dient beproefd wat mogelijk is. En als er van dezulken goed terecht komen, wat gelukkig ook voorkomt, mag de vreugde over de welgeslaagde poging grooter zijn — wat ook wel noodig is om het moeilijke werk met moed vol te houden.

39e. Komt het voor, dat ontzette of ontheven ouders de opvoeding hunner aan derden toevertrouwde kinderen door ongewenschte inmenging bemoeilijken? Helaas maar al te veel.

In gestichten kan men hiertegen natuurlijk voldoende waken door nauwlettend op de correspondentie toe te zien — 't vooraf lezen van inkomende en uitgaande brieven — en door bij bezoeken een oogje in 't zeil te houiden.

Bij gezinsverpleging valt een en ander moeilijker, zoodat vaak de geregelde 'gang van zaken verstoord wordt.

Met het oog hierop rust op de pleegouders de verplichting, welke hun soms bij circulaire nog eens wordt ingescherpt:

ie. zonder schriftelijke machtiging van het vereenïgingsbestuur geenerlei ontmoeting van hun pleegkinderen met dezer ouders of familieleden toe te staan;

2e. brieven of briefkaarten, welke aan de pleegkinderen worden gezonden, eerst te lezen ten einde te controleeren of daarin ook verkeerde raadgevingen staan of gespeculeerd wordt op den drang naar het ouderlijk tehuis of naar het leven in de plaats van herkomst;

3e. correspondentie, waarin iets verkeerds voorkomt, niet aan de verpleegden ter hand te stellen doch door te zenden aan de vereeniging of haar gevolmachtigde, welke dan naar bevind van zaken kunnen handelen;

4e. ook bij toegezonden geschenken nauwlettend toe ite zien en deze — tenzij ze bestaan ui)t klleine versna-: peringen — niet te aanvaarden zonder dat blijkbaar de vereeniging, die immers voor het onderhoud van het kind aansprakelijk is, de toezending heeft veroorloofd.