vooral als men bedenkt, dat ook Mr. Treub op 't standpunt staat: Staatspensioneering is Staatsbedeeling. Of heeft hij ook dit standpunt verlaten?

Wat de Ziekte-verzekering betreft, beloofde het Concentratie-program: „een algemeene voorziening op het gebied van geneeskundige en geldelijke hulp bij ziekte en invaliditeit van on- en minvermogenden. Hiervoor zal een wettelijke regeling van de ziekenfondsen en ziekenkassen en van de daarbij van Staatswege Je verleenen steun uitgangspunt moeten zijn."

't Is niet duidelijk, of men hierbij het oog had op verplichte of vrijwillige verzekering. Vermoedelijk werd dit niet nader gepreciseerd, omdat de heeren van de Concentratie het omtrent dit kardinale punt hopeloos oneens waren.

Minister Treub zegt hier alleen toe een wetsontwerp „tot het toekennen van een recht ook op geneeskundige hulp aan de verzekerden krachtens de Ziektewet."

't Schijnt dus, dat Talma's Ziektewet onveranderd' blijft, maar dat daarnaast een wet komt ter verzekering van geneeskundige hulp. Op Staatskosten? „Een recht wordt toegekend", zoo staat er. Dit schijnt verplichte premie-betaling uit te sluiten. In elk geval wordt dit recht niet aan alle on- en minvermogenden toegekend, doch alleen aan de arbeiders, die krachtens de Ziektewet verzekerd zijn.

Onderwijl zou dus de Ziektewet uitgevoerd kunnen worden. Doch ook dit zal blijkbaar niet geschieden. Immers: eerst komt er een wetsontwerp, om de Radenwet te vereenvoudigen. Zoolang die wet er niet is, kan van uitvoering van de Ziektewet geen sprake zijn.

Zoo wordt ook de Invaliditeitswet niet uitgevoerd, daar er eerst een wetsontwerp komt, om ook die wet te vereenvoudigen. *)

Vatten wij dit alles te zamen, dan opent de Troonrede dit weinig schoon perspectief:

1. Voor September 1914 wordt ingediend een wetsontwerp met een minimum-staatspensioen voor zeventigjarigen, met uitsluiting van reeds bedeelden.

2. Daarna komen wetsontwerpen tot vereenvoudiging van de Radenwet en de Invaliditeitswet, en tot het toekennen van een recht op geneeskundige hulp, echter alleen aan de verzekerden krachtens de Ziektewet.

3. Noch de Ziektewet, noch de Invaliditeitswet-TALMA worden voorshands uitgevoerd. 2)

Die wetten intrekken, naar den eisch van het Concen-

1) In de Millioenen-nota wordt nog meegedeeld: „de Regeering stelt zich voor de Invaliditeitsverzekering niet alleen te vereenvoudigen, maar ook eene regeling te treffen, waardoor de invaliditeitsrenten, rekening houdende met den leeftijd, zich tot een noodzakelijk minimum, dat verband houdt met de ouderdomsrente, zullen bepalen. Hetgeen boven dit minimum noodig zal zijn, moet volgens de plannen der Regeering, door vrijwillige verzekeri?ig worden gevonden. Met voorstellen tot aanmoediging daarvan meent zij intusschen te moeten wachten tot dat de voorgenomen herziening der Invaliditeitswet zal zijn toi stand gekomen". — 't Wordt er voor de arbeiders niet beter op! Wat de Troonrede euphemistisch „vereenvoudiging" noemde, schijnt practisch neer te zullen komen op „vermindering".

2) Behoudens natuurlijk de bepaling, dat aan de nu-zeventigjarigen met ingang van December / 2.— per week wordt uitgekeerd.

tratie-program, dat kan niet. Welnu, Minister Treub trekt ze niet in, mfiar voert ze ook niet uit.

Zóó staan op dit moment de zaken.

Wanneer men nu hierbij bedenkt, dat een wet tot invoering van Staatspensioneering door de Eerste Kamer zeker verworven zal worden, dan is de voorspelling, welke omtrent de werkzaamheid van Minister Treub met vrij groote zekerheid gewaagd kan worden: geen uitvoering van de Ziekte- en Invaliditeitswetten, en geen invoering van de Staatspensioneering.

M.a.w.: de sociale wetgeving zal gedurende enkele jaren stop worden gezet.

Een voor de arbeiders weinig gunstig perspectief.

Het is wel jammer voor een man met de bekwaamheid en werkkracht van Mr. Treub, dat hij juist onder deze omstandigheden aan het hoofd van het Departement van Landbouw, Nijverheid en Handel moest optreden.

Onder andere omstandigheden en met betrekking tot andere onderwerpen had van hem veel verwacht kunnen worden, waaraan vermoedelijk ook wij van harte onze toejuiching en ondersteuning hadden kunnen geven.

Mr. Aalberse.

HET SOCIALE ARBEIDSCONTRACT. — II.

Bij de socialisten vindt de schrijver dan ook geen stof om een goed sociaal arbeidscontract op te bouwen. En wijl toch daarvan het heil moet komen, wil hij! pioniersarbeid gaan verrichten. Aan de regeling van het sociaal arbeidscontract moet voor alles gewerkt worden; het is de fundeering van het geheele gebouw en nu wil hij met zijn boek een heipaal slaan voor deze fundeering in den 'drassigen bodem, waarop thans de socialistische propaganda nog rust.

Hij vangt daartoe aan met een historisch overzicht van het Amsterdamsch Werkliedenreglement en vermeldt de bij „Futura" verschenen „Wordingsgeschiedenis" daarvan. Ik veroorloof mij -dat werkje bij den belangstellenden lezer bekend te achten en zal op dat overzicht slechts met een enkel woord ingaan.

„De groote attractie, zegt v. H. T„ (blz. 40), die de gemeentedienst op alle werklieden uitoefent, is de mogelijkheid daar „voor vast" te komen. Het verzekerd zijn van vast werk gaat den werkman boven al." De regeling van die vaste aanstelling is dus — niet die van loon en arbeidsduur — de aller gewichtigste bepaling van het Werklieden Reglement.

„Welke kans heeft nu de in dienst tredende werkman op vaste aanstelling? Daarover is veel 'te 'doen geweest; het geeft een leerrijk voorbeeld hoe men wel regelingen kan vast stellen, doch dat 't gansch iets anders is, deze in de practijk goed en volgens de bedoeling te doen werken."

Men behoeft dit historisch overzicht en het zoo even genoemde werkje maar te lezen, om te weten hoe waar (deze woorden zijn en hoe de allerbeste bedoelingen zoowel inzake de aanstelling als op elk ander punt in de practijk de allerongelukkigste gevolgen kunnen hebben. De moeilijkheden met de stakende gemeente-