door zijn religieuse verdieping eewigheidswaarheden bevat en boven de materie, waarmede hij verbonden is, verheven wordt.

De uitwerking van de standsidee zou dan het volgende omvatten: den beroepsarbeid doen doortreken met edele en eeuwige motieven; een nadrukkelijk streven naar beroepsbekwaamheid voor de tegenwoordige en toekomstige drager van het beroep en daarmede naar een sociaal en economisch vooruitkomen; ontwikkeling van het standsgevoel en van een edele collegialiteit; behartiging der innerlijke en uiterlijke belangen van het beroep enz.

Standsideeën zijn concentreerend, maar daarom ook volgens hun natuur beperkend. Standsideeën moeten telkens een uitbreiding krijgen naar het groote algemeene, opdat zij niet met het standsgevoel ook het standsegoïsme aankweeken.

Wanneer het standsidée geen voeling zoekt buiten zijn eigen kring, dan bestaat er gevaar tot eenzijdigheid, tot sociale afzondering, tot overschatting van eigen en geringschatting anderer beroepsbelangen, tot een algemeene beïnvloeding van het oordeel over de andere klassen en standen ; daardoor richt men zich in ideëelen als in materiëelen zin de hindernissen op, om door en met anderen te kunnen leeren.

En bij vrouwen, die een zaak doorgaans met meer ijver en eenzijdigheid in zich opnemen, dan mannen, leidt de sociale afzondering ook tot bijzondere gevaren.

Vergeten wij toch nooit: het socialisme krijgt zijn politieke en sociale scherpte juist door de scherpte zijner afzonderingsideeën. Men begrijpe niet verkeerd: De religieuse verdieping bewaart de standsbeweging zeer zeker voor de ontaarding van den klassenstrijd; maar tevens bevordert zij het gebruik van middelen, om de gevaren te verdrijven ontstaande uit de vooropstelling en behartiging der standsideeën.

Wij moeten dus in den zin van WALTERBACH het „alleen" en „uitsluitend" uitschakelen, door daaraan de volgende redactie te geven:

»Voor de organisatie der in beroep werkzame vrouwen en meisjes moet de religieus verdiepte standsidee als thans het belangrijkste concreete cultuurstreven, en als krachtigste bescherming tegen de sociaal-democratie op den voorgrond worden gesteld; maar naast de bevordering van de standsidee moet in dezelfde religieuse verdieping als belangrijkste concreete cultuurstreven en als krachtigste bescherming tegen de sociaal-democratie ook de overeenstemming systematisch bevorderd worden; d.i. het innerlijk en uiterlijk contact met de andere door God ingestelde klassen en standen.

Daarmede zou de prioriteit van de standsidee onvoorwaardelijk zijn verzekerd.

Vooj het systematisch contact buiten de standsvereenigingen komen voor vrouwen in aanmerking: onze kerkelijke vereenigingen (moedersvereenigingen en jongevrouwencongregaties) en de Katholieke vrouwenbond.

Gene, wier bijzondere invloed op de vorming der persoonlijkheid onbestreden is, zouden de sociale overeenstemming doen plaats hebben door het opwekken van alle impulsen van liefde tot God en den naaste: deze, door directen omgang, dien hij doet ontstaan, niet alleen in zijn vergaderingen, maar vooral in zijn practischen arbeid.

Alle nieuw opkomende vraagstukken van het openbare leven, voor zoover zij het vrouwenleven betreffen, heeft hij in den laatsten tijd behandeld en daarmee het bewijs geleverd, dat het woord sociale overeenstemming geen doode klank, maar geest en inhoud van zijn arbeid is.

Men moet het meegemaakt hebben, hoe b.v. het handwerkstersvraagstuk of onlangs de voorbereiding voor de ziekenkasverkiezingen, de vrouw op de hoogte van het Teven en de eenvoudige arbeidster solidair maakten, zoodat zij schouder aan schouder streden.

De oude verhouding van patrones en beschermeling was spoorloos verdwenen, en gebleven waren twee strijdsters, die gemeenschappelijk voor een goede zaak werkten.

De Katholieke Vrouwenbond mag zichzelf gerust het getuigenis geven, dat hij veel gedaan heeft voor de uitroeiing van den kastegeest.

Bijna automatisch vermindert hij het sociale distantiegevoel.

Een bekende dame vertelde eens de volgende aardige episode: dat haar oude, trouwe dienstboden rechts en links aan haar zijde gaan, wanneer zij naar een vergadering van den vrouwenbond gaan, terwijl zij zich overigens als vanzelf terughouden, zelfs al verlaten zij gezamenlijk het huis. Dat is een klein, maar duidelijk bewijs, dat dienstmeisjes en meesteres zich in dit geval als gelijkberechtigden gevoelen.

En men zou zeggen, dat julgt Monsignore WALTERBACH, in zijn apostolische liefde voor den vierden stand een dergelijke richting in den vrouwenbond moest verwelkomen, ja, hij zou hem in deze richting moeten stuwen, wanneer hij dien weg niet zelfstandig had ingeslagen.

Tegenover zulk; een verzustering zal niemand willen beweren, dat een dergelijke sociale gelijkmaking tot stand komt, wanneer eenige dames als helpsters in de arbeidstersvereeniging werkzaam zijn, of daartoe als eereleden toetreden. Al mogen beide partijen dan ook nog zooveel goeden wil en tact gebruiken: zij zijn en blijven twee partijen, gescheiden door een duidelijke grens, die in den vrouwenbond niet aanwezig is.

Het gevaar, dat WALTERBACH zeer uitvoerig uiteenzet : dat door een dubbele organisatie de in beroepen werkende vrouwen voor haar standsvereeniging kunnen verloren gaan, is ongetwijfeld in persoonlijke gevallen aanwezig. WALTERBACH haalt als voorbeeld een actieve afdeeling van den vrouwenbond aan, en uit de vrees, dat in de meeste gevallen, de bij deze aangesloten in beroe-

pen werkende vrouwen verre zullen blijven van ae stanasvereenigingen.

„Men zal hun dat ook niet kwalijk kunnen nemen, daar haar de vrouwenbond door zijn economische en sociale instellingen, de standsvereeniging overbodig doet blijken.

En dat zal des te meer het geval zijn, hoe meer de vrouwenbond door de daad, de meening, alsof hij alleen een burgerlijke vrouwenbeweging was, weerlegt. Daar helpt ook geen aandrang van den kant van den vrouwenbond naar de standsvereenigingen. De vrouwen zouden er dan slechts ten halve bij zijn, en met dien aandrang zal het ook wel losloopen, wanneer mededinging, ja vervreemding tusschen beide organisaties zal zijn ontstaan." (blz. 30).

Tegen deze beweringen is velerlei te zeggen. Op de eerste plaats: de standsvereeniging mag geenszins in activiteit achterstaan bij de „actieve" afdeeling. En de af deeling, die in sociaal en materieel opzicht een betere plaats inneemt, moet en zal, met dikwijls getoonde loyaliteit, bereid zijn, der standsvereeniging krachten en middelen ter beschikking te stellen, om haar het vooruitkomen te vergemakkelijken. Wanneer WALTERBACH er aan vasthoudt, dat ook bij deze ideëele mededinging de vrouwen in de meeste gevallen de voorkeur zullen geven aan den vrouwenbond dan lijkt het mij, dat hij zoowel de waarde van zijn eigen zaak, als het sociaal-politieke begrip en de zakelijkheid der vrouwen onderschat.

De Katholieke vrouwenbond heeft zelf levenskrachtige organisaties van arbeidende vrouwen in het leven geroepen, b.v. de vereeniging der handarbeidsters, en de vereeniging van katholieke huisdienstboden, en voor deze laatste, die hij nog niet aan zich zelf kan overlaten, brengt hij voortdurend groote offers.

Daardoor toont hij, dat hij niet alleen juist denkt op sociaal-politiek gebied, maar ook evenzoo handelt, en dat