dat de inrichting der maatschappij en van den staat hier meer democratisch was dan elders. Rechtsverhoudingen, die leidden tot persoonlijke afhankelijkheid, heeft men hier nooit gekend en ook tijdens de Republiek had hier het volk meer invloed dan elders door een zeker stemrecht, dat ginds geheel ontbrak. Al kwam in de practijk ook de invloed in handen eener oligarchie, de democratische geest ging niet geheel verloren. Wie de geschiedenis van 1748 en de laatste helft der 18e eeuw naleest, bespeurt, dat ook toen in Friesland het radicalisme grooten vat op de geesten had.

En zoo is het ook in de 19e eeuw geweest.

Na 1848 bleek Friesland een bolwerk te zijn van het liberalisme dier dagen, dat zijn aanhangers vond onder die categorie der staatsburgers, die mondig verklaard werden.

En in de daarop volgende decenniën van onze staatkundige evolutie is Friesland steeds gebleven een der voorposten van het radicalisme (onder alle partijen). Het Friesche volk is te weinig hartstochtelijk om revolutionaire neigingen te koesteren, maar met taaiheid zoekt het de bevrediging zijner democratische wenschen.

De ondergrond van het Friesche sociaal-politiek verlangen schijnt het streven naar individueele zelfstandigheid 'Ce zijn. Als landbouwer, in het algemeen en als Fries in 't bijzonder, wiens kenmerkende eigenschap zijn gevoel van eigenwaarde is, zoekt hij naar een zelfstandig bestaan Zijn gezond verstand doet hem daarbij inzien, dat om de hoogst mogelijke mate van vrijheid te genieten, hij af moet zien van absolute vrijheid. Het vereenigingsleven wordt hier kalm en beraden aanvaard met de daarmede immer gepaard gaande prijsgeving van een deel der persoonlijke vrijheid in zekere richting, maar alleen als hulpmiddel om in andere richting grooter vrijheid deelachtig te kunnen worden.

Deze weigering doet ook den wensch naar sociale wettelijke maatregelen ontstaan; met belangstelling volgt men hier dan ook alles, wat op politiek gebied in dit opzicht geschiedt en dikwijls neemt Friesland de leiding bij volksbewegingen op sociaal gebied. Men denke b.v. aan de alcoholbestrijding en de beweging voor staatspensioen.

Ook op het gebied van de volkshuisvesting was door de gemeentebesturen op het platteland reeds voordat de Woningwet bestond, een en ander gedaan. De zaak der volkshuisvesting leent zich uitteraard niet voor volksbewegingen; maar de neiging voor sociale hervormingen, die de provincie beheerscht en in de gemeentebesturen natuurlijk weerklank vindt, had sommige van dezen reeds er toe gebracht om zich het woningvraagstuk aan te trekken. Er bestonden reeds vóór 1902 in de meeste gemeenten bouwverordeningen en ook hadden hier en daar woningonderzoekingen plaats gehad.

De Woningwet vond hier dus bij haar in werking treding soms reeds een voorbereide^ en in vele andere gevallen een voor hare invoering gunstigen bodem.

Hierbij komt, dat over het geheel in Friesland de wetten nauwkeurig werden uitgevoerd. Men zou dit verschijnsel wel als een volkstrek willen aannemen, wan¬

neer men ziet, hoe ook in vereenigingen de leden zich aan de bepalingen der reglementen onderwerDen en deze hoog houden.

Maar wellicht is de bevolking tot deze eigenschap opgevoed door de inrichting der gemeentebesturen. De gemeenten zijn allen groot, meerdere tellen meer dan 10.000 zielen. De hoofden der gemeenten en de hoofdambtenaren kunnen dientengevolge goed bezoldigd worden en men heeft daardoor kans op betere bezetting dier posten. De salarissen der burgemeesters in de landgemeenten loopen van f 1400—f 2100, die van den secretaris van f 1300—f 2000. Ook voor de Raden is de keuze grooter, terwijl natuurlijk de invloed der hoogere ambtenaren op de behandeling der zaken in den Raad werkt. In Friesland is het zelfbestuur, ook in de plattelandsgemeenten geen holle klank.

De Woningwet is eene wet, wier uitvoering nagenoeg geheel bij de gemeentebesturen is overgebracht. De wil en de bekwaamheid om de wet uit te voeren, moeten dus bij die besturen gevonden worden.

Bovendien is in grootere gemeenten de gezagspositie van het bestuur krachtiger dan in kleine, waar de verhoudingen natuurlijk gemoedelijker zijn. Voor de uitvoering van de ingrijpende bepalingen eener bouwverordening, of der Woningwet, bijv. het doen afbreken van wat in strijd met de wet of verordening is gebouwd, het weigeren eener vergunning, de uitzetting uit een onbewoonbaar verklaarde woning, is noodig een krachtig gemeentelijk gezag, dat in een groote gemeente gemakkelijker is uit te oefenen dan in een kleine. Eveneens is het toezicht uitoefenen op den bouw in kleine gemeenten financiëel bezwarender.

De factoren voor de uitvoering der Woningwet, een goede wil, de bekwaamheid en de macht bij de gemeentebesturen, en dit alles gesteund door de sympathie der bevolking zijn in Friesland in de meeste gemeenten aanwezig en vandaar dat de wet hier haar heilzame werking heeft kunnen uitoefenen."

't Behoeft wel niet meer gezegd, dat wij 's heeren Faber's opvatting als zouden het in Friesland van ouds heerschend liberalisme en radicalisme ons de groote belangstelling voor de volkshuisvesting aldaar verklaren, geenszins deelen.

Veeleer vragen wij met verbazing: hoe verklaren .wij die groote belangstelling van de Overheid, die krachtige samenwerking van particulieren in een land, waar de geest van het liberalisme, d.i. van het laissez faire, laissez passer was doorgedrongen. MjaJwL dat liberalisme verklaart ons niet het verschijnsel, doch maakt ons de verklaring moeilijker.

Of kan het liberalisme zich er op beroemen ooit de baanbreker geweest te zijn der sociale actie, dit is de gezamenlijke en eendrachtige samenwerking van velen ter bereiking van een gemeenschappelijk doel? En is het tot stand komen van de sociale wetgeving en de uitvoering der sociale wetten niet een feit geworden ten spijt van in stede van dank zij de stroomingen van het liberalisme ?

De Fries, aldus de Heer Faber, zoekt naar een zelf-