In vele gevallen wordt nog steeds te weinig waarde aan de administratie gehecht, hoewel zij krachtens hare belangrijkheid aanspraak moest hebben op onze volle waardeering.

Groote zakenlui hebben dit steeds erkend. Vandaar uitspraken als die van Andrew Carnegie:

„There is not a science, op whom the business world is more dependent thans thé science of accounts."

eugène LÈautey, de baanbrekende Fransche expert, die zoo veel gedaan heeft voor de verheffing der boekhoudwetenschap in zijn vaderland, noemt haar met zuidelijke geestdrift:

„Boussole directrice, phare illuminant 1'obsurité économique, critérium de la lumière."

De noodzakelijkheid eener goede administratie behoef ik wel niet verder te bepleiten. Hoevele zaken en instellingen zijn niet te gronde gedaan, omdat de boekhouding onjuiste of onvolledige gegevens verstrekte.

Ook is het nog niet voorgekomen, dat iemand, die zijn boekhouding volgens een deugdelijk systeem had ingericht, tot de erkenning werd gebracht, dat deze systematische inrichting eene overbodige weelde was. De voordeelen eener goed ingerichte boekhouding wegen steeds ruimschoot tegen de kosten, aan de inrichting verbonden, op.

Noodzakelijkheid eener goede controle.

Een andere oorzaak van slecht financieel beheer is dikwijls gelegen in 't ontbreken eener afdoende controle.

Waar het beheer over den eigendom, geheel of gedeeltelijk aan anderen dan den natuurlijken beheerder — den eigenaar — is opgedragen, rust op de beheerders-lasthebbers, de legale en moreele verplichting op bepaalde tijden rekening en verantwoording te doen. Deze plicht zal slechts dengene lastig vallen, die, de beteekenis van zijn mandaat miskennend, zijne bevoegdheid is te buiten gegaan. Eene volledige heldere rekening en een gedetailleerd verslag moeten de basis vormen van iedere verantwoording.

Aan den anderen kant rust op den eigenaar resp. de leden eener vereeniging de verplichting, die rekening nauwgezet te onderzoeken.

Indien zij zelf niet in staat mochten zijn dit onderzoek te doen, dan moeten zij er anderen mede belasten, die daartoe in ieder opzicht bekwaam zijn en den tijd beschikbaar hebben om het met alle nauwgezetheid te verrichten.

Door het onderzoek na te laten, maak't men zich schuldig aan ernstig plichtsverzuim en mag men zich niet verwonderen, wanneer dit vroeg of laat zich wreekt.

Wil het toezicht beantwoorden aan zijn doel, dan dient het regelmatig plaats te vinden en met de tvereischte zorg en 'beroepservaring te geschieden.

Het is daartoe op de eerste plaats noodig, dat degene, die met die taak belast wordt, de inrichting der betreffende administratie beheerscht, maar ook, dat hij opzettelijke fouten van vergissingen kan onderscheiden. Dit laatste is van groot belang. Vergissen is menschelijk en ook de accuraatste boekhouder of penningmeester maakt fouten, die juist bij den niet-deskundigen controleur

vaak de vreemdste vermoedens doen ontstaan. Herhaalde malen ontving ik opdracht tot onderzoek eener rekening van coöperatieve zuivelfabrieken, waar bij de leden een vermoeden van fraude was ontstaan, terwijl door het onderzoek bleek, dat alleen de slecht ingerichte administratie, oorzaak dier valsche vermoedens was geweest.

Heeft de beroepscontroleur de administratie in haar geheel regelmatig nagegaan, dan zal het hem niet moeilijk vallen, de juistheid der voorgelegde cijfers te beoordeelen. Kan hij zich met deze niet vereenigen, dan stelle hij zijn gemotiveerde meening naast die van den rekening-aflegger.

Met dit al wil ik allerminst beweren, dat zonder aanstelling van een beroepscontroleur de zaken niet goed kunnen gaan. Integendeel, ik ben er van overtuigd, dat tal van beheerders, boekhouders en penningmeesters zelfs bij algeheel gemis van controle, hun plicht stipt zullen vervullen.

Maar — en dit is het waarop ik met nadruk wilde wijzen — waar voldoend stelselmatig toezicht ontbreekt, daar is een zwak punt in de keten van belangen, en ten slotte wordt toch het weerstandsvermogen van den ketting bepaald door den zwaksten schakel.

Nog een bezwaar tegen de controle wensch ik te ontzenuwen en wel de absoluut valsche meening, dat controle een wantrouwen veronderstelt. Integendeel, Zij beoogt juist het vertrouwen tusschen eigenaar tón beheerder, tusschen leden en bestuur te versterken en te bevestigen, doordat zij er voor waken zal dat geen verkeerde praktijken langzaam maar zeker, de goede verstandhouding komen verstoren. Maar bovendien werkt zij ook als voorbehoedmiddel, als schutse tegen afdwalingen en misstappen, waartoe zwakheid van karakter bij gebrek aan controle, maar al te dikwijls leidt. Hoewel door de accountants-controle reeds velerlei fraude aan het.licht is gebracht, ligt hare groote kracht toch veel meer in hare preventieve, dan in hare repressieve werking. De wetenschap, dat op onbepaalde tijdstippen dus onverwachts gecontroleerd kan worden, zal steeds heilzaam werken en menigeen terug houden van den rechten weg af te wijken. De accountants-controle werkt in dit opzicht als een moreele rem, wier invloed men niet onderschatte.

Men moet werkelijk in onze dagen, waarin de strijd om het bestaan feller is dan ooit, niet uit laksheid, niet uit een hangen aan een verkeerde opvatting van plicht en o-oede trouw, het den eerlijke moeilijker maken dan noodig is, om eerlijk te blijven.

Het is volkomen waar, wat LÉauty zegt m zijn „Principes de comptabilité" dat „la securité du Comptable d'origine doit reposer tant sur une organisation rationelle et bien contrölée des comptes, que sur une division logique du travail."

Het onderling vertrouwen tusschen eigenaar en beheerder wordt door de controle niet bedreigd, zooals velen ten onrechte meenen. Integendeel, het wordt er door versterkt, de soliditeit van het bedrijf er door be' vestigd.