zelfs een goede ets uit Zilcken's bundel, terwijl het 6e of Zomernummer zeer rijk geïllustreerd is.

Het gedeelte, dat over hedendaagsche letteren handelt, zij onzen

lezers bijzonder aanbevolen.

De laatste afl. van 1896 en de le van 1897 hebben onze goede meening bevestigd en onze verwachtingen bevredigd. In de eerste waren twee artikelen van actueele, maar ook van meer dan voorbijgaande waarde : Prof Van Hamel van Amsterdam den gevierden criminalist en Anna de Savornin Lohman, die met den roman vragensmoede in eens een gemarkeerde plaats in de Nederlandsche letteren heeft veroverd. Daar is analyse en . . . kritiek in dat alles, geen vervelende polemiseerende kritiek , maar eene blijkbaar afdoende opinie op den man of, resultaat van voorafgegane mededeelingen.

In het tweede (II. I) het Sunlighl park eene stichting als het Agneta park te Delft, aangelegd door de fabrikanten van Sunlight zeep. Engeland neemt wel wat veel plaats: Gladstone, CecilRhodes e. a. uitvoerig en herhaaldelijk in beeld gebracht. Het boek, is hier Jeanne Gollette van mr. W i 11 e m P a a p , dat kapitaal juist en met veel tact geanalyseerd en behandeld wordt. De Eedacteur houdt Paap en zijn boek hoog, kan moeielijk zwijgen over het feit, dat het eene zwaar aangedikte chronique scandaleuze is, een livre aolef maar twijfelt alleen aan de waarheid van dat beweren. Met hem en ook van hem zeggen we ook „Dat is jammer!" nl. dat jaloezie de pen bestuurde, die zeker niet bij toeval een dozijn karikaturen teekende, waarin men bekende Amsterdammers herkent Dat kan hij doen, Beets heeft in de Camera Haarlemmers uit zijn tijd geteekend en de helft der romans uit de laatste jaren zijn voor een deel navertelde herinneringen, maar ze bevatten zooveel kwaad en hoon en schimp niet In allen gevalle eische de Schr. voor zulk werk geen kunstwaardeering.

Dietsclie Warande.

Met groote toewijding wordt steeds aan dit tijdsch. doorgewerkt en aangaande letterkunde en letterkundige geschiedenis geeft het werkelijk meer dan eenig tijdsshrift in Noord-Nederland. We stippen even aan, dat in 1895 o. a. Prof. dr. Jan ten Brink in 1895 in „Tochten der Fictie van het Oosten naar het Westen" daarin schroef een allerkeurigst hoofdstuk vergelijkende literatuurgeschiedenis. De jaarg. 1896 heeft voor de vorige niets onder te doen.