BI. 23. Nog altijd vinden wij hier de mededeeling, dat het Wilhelmus gezongen werd Nae de wijse van Charles, met vermelding aan den voet der bladzijde, dat deze Charles Karei V was, en Charles het begin is van een toen (16e eeuw) algemeen bekend lied. Eene stoute bewering, die op geen enkelen grond berust en bovendien onjuist is. De heer Fl. van Duyse heeft reeds in 1891 in het Nederlandsch Museum, bl. 65—94 en 177—180 aangetoond, dat het Wilhelmus gezongen is op de wijze van Chartres, „een melodie, welke gediend had voor een lied op Lodewijk I van Bourbon , prins van Condé, en zijne Hugenoten, die in datzelfde jaar 1568 tevergeefs de stad Chartres belegerden." J)

Bij de lezing van de eerste strophe wordt mij meermalen de vraag gedaan, hoe men doot moet uitspreken , daar dit rijmt op bloet. Misschien kan het zijn nut hebben, deze kwestie hier even ter sprake te brengen. Reeds in de middeleeuwen treffen wij dergelijke rijmverbindingen van oe: 6 aan , vooral in Brabantsehe en Limburgsche stukken; zoo vinden wij bij Velthem , 3, 36, 57 een rijm doet (mort): verstoet (verstond), bij denzelfden schrijver 2, 5 hoeden: doden en in den Parthonopeus 266, doet (dood): goet 2). Daar tegenwoordig nog altijd de scherpe 6, dus ontstaan uit een Got. au, in Brabantsehe en Limburgsche dialecten voor dentalen als oé wordt uitgesproken, komt het mij het waarschijnlijkst voor, dat wij hier ook in dit gedicht van den Brabander Marnix, doot ongeveer moeten uitspreken als doet (zie ook Onze Volkstaal I, bl. 166).

In de volgende strophe wordt het voorzetsel om (om landt, om luyd' ghebracht) wel niet besproken , doch er wordt verwezen naar het Ndl. Wdb. en terloops gezegd om — zonder. Nu mag het Ndl. Wdb. om gelijk stellen aan het hd. ohne, wat de beteekenis aangaat kan dit waar zijn, doch wat den vorm betreft is het twijfelachtig. Twijfel aan dit om — ohne bestaat sinds lang. Prof. Te Winkel schreef reeds in zijne Spraakkunst II § 642 : „In de uitdrukkingen om hals en om het leven komen, raken, brengen of helpen (vgl. nog omkomen, ombrengen) verklaart men om gewoonlijk als een geheel ander woord,

i) Zie ook: Het eenstemmig Fransch en Nederlandsch wereldlijk lied in de Belgische gewesten van de Xle eeuw tot heden, uit een muzikaal oogpunt beschouwd door Fl. van Duyse, Gent, J. Vuylsteke, 1896, bl. 237.

J) Zie voor tal van bewijsplaatsen Prof. v. Heiten Middelned'rl. spraakk. I bl. 87-89.