gedurig lastig. Zulke zinnen helderen meer op, dan een citaat uit den Lucifer, hoe juist het overigens zijn moge.

BI. 88. Of, zooals in aant. 4) staat, bakkes een versleten vorm is van bakhuis, is nog zoo zeker niet. Waarschijnlijker is, dat bakkes (uit een meerv. bakkens) den oudsten vorm bewaart en bakhuis hieruit is ontstaan. Zie het Ndl. Wdb. II, 893.

BI. 89, reg. 1 van den brief aan Tesselschade is teffens onverklaard gebleven. Kiliaen vertaalt het door simul, pariter, dus te gelijk, ter zelfcler tijd.

BI. 90. In den brief aan Hooft's zoon komt een schrijver voor Oalatheus, die Hooft onderstelt, dat door zijn zoon in Fransois gelezen is.

Wie is die Galatheus? De aanteekeningen zwijgen. En toch had de Heer Leopold de lezers niet geheel in het duister behoeven te laten, daar door Ter Gouw in Noord en Zuid 1, 256 iets over een schrijver Galatheus is medegedeeld, die ook hier waarschijnlijk bedoeld wordt.

„In Hooft's tijd bestond er een werkje, dat dezen titel droeg en een groot aantal lessen en wenken voor de wellevendheid bevatte. Dit werkje heb ik echter nooit gezien, of ergens vermeld gevonden. Alleen vind ik, dat Melchior Gioja (1767—1829) een verdienstelijk Italiaansch schrijver, Staathuish - en opvoedkundige in 1802 een „Nuova Galates'' uitgaf. Van dit werkje bezit ik een Milaneesche uitgave van 1829, getiteld: ,11 Galates di Melichiorre Gioja enz, volgens den titel ten gebruike van scholen en opvoedingsgestichten en „singolarmente raccomandata" aan Vaders en Moeders. Het bevat een geregeld overzicht van de plichten, die wij jegens ons zeiven en jegens anderen in allerlei omstandigheden hebben na te komen."

Al kunnen wij niet met zekerheid zeggen, welk boek door Hooft bedoeld wordt, door hetgeen Ter Gouw heeft medegedeeld, wordt het toch waarschijnlijk gemaakt, dat wij onder dien Galatheus een dergelijk werk, misschien hetzelfde, als het door hem vermelde, moeten verstaan.

BI. 91, aant 3 luidt: oestmaandt, oogstmaand. Uitlating van g: hoemoet, hoesten, kornis (hoogmis). Bij Hooft: krijsvolk en allenskens.

Van deze aanteekening deugt al heel weinig.

In de eerste plaats vergeet de Heer Leopold, dat Hooft oest met eene oe schrijft, waardoor reeds dadelijk blijkt, dat het niet uit oogst met eene oo kan zijn ontstaan. Reeds in de middeleeuwen