altijd om de karakters in scherper licht te stellen, maar tevens ook om een zekere inwikkeling in het verhaal te verkrijgen.

Een zwarte draad is door de gansche novelle getrokken en verwezenlijkt uitstekend den humoristischen toon, dien Hildebrand aan zijn opstel heeft willen geven. Humor is in de eerste plaats tegenstelling van ernst en luim, van blij en treurig, van schoon en leelijk, zooals in de natuur. Tegenover het komieke en spotprintachtige van de meeste tafereelen , plaatst Hildebrand de teedere herinnering aan den vroeg gestorven William en het rouwbeeld van de oude grootmoeder, den eenigen persoon in de familie Kegge, die nog den doode in haar hart draagt. Alleen die oude vrouw schijnt zich te herinneren en zij loopt als eene schim door het verhaal, terwijl de tegenwoordigheid van Hildebrand in het huis Kegge het aandenken van "William voor de geheele familie weer levendig zou moeten gemaakt hebben, en allen toch hun best doen om dat aandenken op alle wijzen en onder alle vormen te verwijderen. Die drooghartigheid en gevoelloosheid bij de Kegge's wordt te scherper door de verschillende voorbeelden van familieliefde, welke de schrijver voorstelt in den ouden hovenier Barend en in Suzette Noiret. De naïeve kinderlijke genegenheid, waarmede de oude hovenier van den dood van zijn vader spreekt, met een nog steeds opwellenden traan in 't oog; de angstige bevoegdheid van Suzette met hare oude, zieke moeder op het hofje; de inniger, meer zelfbewuste wanhopige droefheid, waarmee zij den dood der geliefde ziet aankomen ; de levendige deelneming in haar lot, welke zij aan alle omstanders, en in de eerste plaats aan de freule Constance weet in te boezemen, heel dat hartroerende tooneel van rouw bij het druk omringde doodsbed, dat alles maakt wat anders het hart warm, dan het ijdele praalvertoon van Kegge's rijkdom, te midden van welken al de leden der parvenu'sfamilie, op een na, de natuurlijkste gevoelens des harten schijnen verloren te hebben, noe steekt Suzette's schroomvallige eerbied voor hare moeder af bij de oneerbiedige grilligheid van Henriette tegenover haar vader in de scene der uitnoodiging tot het verguldfeest! Hoe de duurzame rouwgevoelens van den hoogbejaarden Barend tegenover de krenkende aanhoudendheid waarmede Kegge alle herinnering aan zijn dooden William, dien hij zelfs niet eens sterven zag, afslaat. En gelijk de Kegge's zeiven niet schijnen te gevoelen , zoo begrijpen zij ook den rouw van anderen niet. Met geld wil Jan Adam den weenenden