om zijne hoofdgedachte klaar te maken , door relief en kleur, dat weet hij ook uit de episoden zeiven te doen spreken met dezelfde, zoo niet nog grooter duidelijkheid.

Twee episoden staan vooral tegenover elkander: het vergnldfeest bij den bakker op St Niklaasavond, en het concert in Melodia.

Het feestgezelschap in „den zoeten inval" stelt ons leuk schertsend de onschuldige vroolijkheid vuor der kleine burgerluidjes. In toon, toilette , gesprek zijn we hier zeker verre van de hoogere wereld ; menige kleine bijzonderheid geeft stof tot een glimlach; er is iets komisch opgevijzelds in den feesttoon van al die lieden, maar alles is er zoo gul, zoo rond , zoo natuurlijk, dat men zich gelukkig en blijmoedig gevoelt onder die door en door brave menschen, dat men deelt in al hunne plezieren, hoe weinig verfijnd ook; dat men zelfs Saartje dank weet, er den invloed harer hoogere, verzorgder opvoeding niet al te zeer te doen gevoelen. Hoe zouden de Kegge's beter op hun plaats zijn aan 't hoofd van zulk een klasse menschen dan wel aan den staart dier hoogere wereld, die hen met recht op een afstand houdt! Hoe zouden zij meer eere, dank en geluk ontmoeten in die omgeving, waar ze haast vergood zouden worden , dan in die hoogere kringen , waar zij zich bespottelijk maken.

Het concert daartegenover is wel een aristocratisch feest en Hildebrand heeft wat scherpere bedoelingen hier met er de belachelijke kanten te doen van inzien. De stijfheid van al die menschen; de gemaaktheid in toon en taal; de moedwillig aanvaarde verveling bij onbeduidende uitvoeringen; de flauwe geestigheid en de kwaadsprekerijen in de samenkomst gedurende de pauze; dat alles zet zeker de gulle hartelijkheid van het vergnldfeest niet in de schaduw, en maakt de aristocratische plezieren van dien aard toch waarlijk niet benijdenswaardig. Hier alweer spot Hildebrand geestig, zonder in het grotesque te vervallen; 't is caricatuur, geen charge en niets of niemand wordt hier als hartelijk voorgesteld. Die beide groepen handelende menschen van 't verguldfeest en van 't concert zijn collectief de verlichamelijking van dezelfde grondgedachte als de enkele personen, die in 't heele verhaal worden tegenover elkander gesteld.

We zouden hier nog veel kunnen pluizen aan allerlei meesterlijke kunstgrepen in dit verhaal: als het contrast tusschen Kegge's salon , en de zitkamer der Grootmoeder, als de frissche idylle met