De Nederlandsche Spectator

Lezenswaardig is in het van 12 Juni het artikel Diepe Wateren door W. G. van Nouhnys naar aanleiding van den jongsten bundel van Helene Lapidot h-S w a r t h. Sprekend van den laatsten tijd zegt schr. dat hij is „een gezegende tijd voor onze letteren , dien een na ons komend geslacht ons zal benijden. Nu de laatste weken weer: Yan Eeden's Lioba met zooveel ongemeen schoone verzen, Couperus' Metamorfose, met het „ Boek van Nirwana" , waarin de schrijver van Extaze , wat ik een onmogelijkheid zou geacht hebben, zich zeiven nog overtreft en in enkele hoofdstukken een proza geeft, ontroerend mooi met de subtielste voelingen de innigste ziele-kern aanrakend, — en thans Helene L a p id o t h—S w a r t h weer met een bundel gedichten : er is reden te over voor groote erkentelijkheid" ....

„Ik heb haar vroeger de dichteres van de Liefde genoemd. Mij dunkt dat zij in dezen laatsten bundel meer is: dichteres van het Leven, van het groote. dat alles en dus ook de Liefde omvat" .... Na deze algemeene kenschets volgt een vrij volledig overzicht van den nieuwen bundel, die zooals bekend is, grootendeels werd samengelezen uit vroeger in De Gids geplaatste verzen; en daarop gaat schr. voort: „Als we nu vooropstellen dat in Helene Lapidoth Swarth leeft met krachtig leven wat het allereerst noodige is voor een dichter: de fijn-bewerktuigde, aandoenlijke ziel, reageerend op alles wat haar beroert, do ziel die zich uiten mdet in klank en rhytme, waarin de onweerstaanbare drang heerscht tot het in schoonheid omscheppen van ervaring en emotie, tot ordenen en licht brengen in de geheimzinnig chaotische gevoelswereld , als we dit vooropstellen, mogen we zeker in de tweede plaats bewonderen want de dichteres als kunstenares toont gedaan te hebben om haar kunst zoo volmaakt mogelijk te doen zijn.... Want zij bereikt in het hanteeren van onze taal voor haar verzen voor mij het hoogste: geen onzer dichters staat hierin met haar gelijk.... Als een vorstin heerscht ze over haar taal, en gedwee als trouwe onderdanen gehoorzamen haar de woorden , scharen zich op haar bevel bijeen , nemen in vers en strofe een plaats geheel naar haar welbehagen, maar altijd zoo dat ze alle samen een geheel van orde vormen en harmonie". Dit laatste poogt schr. door eenige treffende voorbeelden, dte trouwens maar voor 't grijpen zijn, aan te tonen.

In het nummer van 26 Juni komt onder de Berichten en