glans!" Niemand zal, tegen haar zin, met gemeene bedoelingen haar durven naderen. En mocht er een den brutalen moed bezitten, één oogopslag, die van fiere verontwaardiging spreekt, zal hem aanstonds terug doen treden, lafhartig als hij alleen de zwakke durft aanvallen:

„Hef op die oogen! Voor hun fleren blik Verzinkt de Lafaard in zijn nietigheid!"

Den Haag. Jan Ligthabt.

N.B. Bovenstaande poging, om een der mooiste en edelste gedichten van Staring ten volle te doen waardeeren, mag bij niemand de meening post doen vatten, dat schr. er van overtuigd is, dat zijn verklaring in alle opzichten juist mag heeten.

Lesbische liefde,

onreine liefde van vrouwen onderling. Naar S a p p h o, de Griek sche dichteres, die te Mytilene op Lesbos een kring van jonge meisjes om zich verzamelde, welke zij in muziek en poözy onderrichtte. Op grond van hare gedichten , meest liefdezangen , hebben de Attische blijspeldichters Sappho, die voor eene eerbiedwaardige vrouw wordt gehouden , zulk een smet aangewreven.

Zijn mond gaat als een Lazarusklep,

zijn mond staat nooit stil; naar het klephout, het plankje met beweegbaren hamer, waarmede de met lazarie (melaatschheid) bezochten , de voorbijgangers moesten waarschuwen en die zij onophoudelijk in beweging brachten om aalmoezen te vragen, welke zij op de klep ontvingen, opdat de gever niet met hunne handen in aanraking zou komen.

In zak en asch,

in ootmoedigen rouw. Ontleend aan de gewoonte der oude Israëlieten , om in druk en ellende zich met een zak te omgorden , een grof zwart lijnwaad om het lijf te hangen (Gen. XXXVII: 34, 2 Sam. III: 31 enz.), asch op hun hoofd te strooien (2 Sam. XIII : 19) of daarin neder te zitten (Job. II : 8 ; Esther IV : 3).