ENKELE EN DUBBELE ONTKENNING.

„W;e zal ontkennen, dat 'n onderwijzer zich niet min of meer voorbereidt voor elke les?" vraagt mijn collega, de heer Kraak, in den aanhef van een opstel, getiteld : De studie van den onderwijzer in de school, 't welk voorkomt in Oud en Nieuw van Nov. 96. — Is die zin fout ? — Ja, zeggen er velen, en dan wordt er als volgt geredeneerd: Wie zal ontkennen , is een oratorische bevestigende vraag, die gelijk staat met den oordeelenden zin: Nie • mand zal ontkennen. In bovenstaanden zin komen dus twee ontkenningen voor; de tweede ontkenning vernietigt natuurlijk de eerste, zoodat de heer K r a a k juist het tegengestelde zegt, van 't geen hij wilde zeggen. — Hoewel deze redeneering, naar 't schijnt althans, sluit als een bus , schroom ik toch niet den zin goed te noemen. — Ik vraag , waardoor het komt, dat iemand, die gunstig denkt over de toewijding der onderwijzers , niet zal kunnen schrijven : Ieder erkent, dat 'n onderwijzer zich niet min of meer voorbereidt voor elke les, terwijl hij onwillekeurig niet in den voorwerpszin gebruikt, zoo hij in plaats van ieder erkent, niemand ontkent schrijft, of ook zoo hij den hoofdzin den vorm eener vraag geeft ? — Zou het niet zijn, omdat voor ons taalgevoel het woordje niet in dat geval geenszins dient ter ontkenning, maar integendeel ter versterking ? —■ Men lette er ook op, dat niet bijna toonloos wordt uitgesproken. — Een zin , als de zin in kwestie, af te keuren, omdat de grammatica, alias la grammaire raisonnée, zoo'n zin fout noemt, is m. i. niets dan schoolvosserij; — reeds het feit, dat een man met een zeer ontwikkeld taalgevoel onbewust het woordje niet in den zin inlaschte , is voor mij een bewijs , dat het woord daar op zijne plaats is. Verre van den schrijver het tegengestelde te doen zeggen, van 't geen hij wilde, doet niet zijne overtuiging beter uitkomen. Wil men weten , of een zin al of niet fout is, dan vrage men niet in de eerste plaats, wat hij beteekenen moet, zoo men op het logisch verband der deelen let, maar welken indruk hij maakt; — het Nederlandsch is geen Volapuk, en dat is gelukkig: wat met passer en liniaal geteekend wordt, moge volmaakt correct zijn — het lieve leven faalt er aan.