een aristocratische naam voor het democratische « staatsvolk ». De Belgische natie is de Belgische staat !

De argumenten, die worden aangehaald om het bestaan eener Belgische natie te bewijzen, zijn de overbekende economische, internationale en « psychologische » motieven, die voor de noodzakelijkheid van den Belgischen staat worden ingeroepen. Uit de twee eerste « grondbeginselen » — die, in deze tijden van volksche hernieuwing, nu de dwalingen van het individualisme algemeen erkend worden, als bizonder verouderd en kunstmatig aandoen — wordt de derde stelling : de staat moet de gemeenschappen in stand houden en dienen, afgeleid. De commissie is van meening, dat een conflict tusschen de « cultureele volksgemeenschappen » (sic) en de staatsgemeenschap (die de natie is!) zich niet moet voordoen... Niet alleen moet de staat de ontwikkeling « van alle zedelijke en stoffelijke vermogens van de gemeenschappen » begunstigen, hij moet deze ontwikkeling ook beschermen tegen aanvallen zoowel van buiten als van binnen. Zelfs moet de staat verder gaan, hij moet zich niet beperken tot het inwilligen van de verzuchtingen « van het volk » (wat beteekent volk hier ?), hij moet « een opwelling naar beter teweegbrengen, zooals een goede vader zijn kind tracht op te voeden en te vormen. » !

Op grond van deze drie «algemeene beginselen » werden door de commissie onmiddelijk twee algemeene besluiten genomen. Vooreerst, dat de Belgische staat versterkt en hervormd dient te worden. Uit het voorgaande is duidelijk gebleken, dat in de opvattingen der commissieleden de Belgische staat of de Belgische natie de hoogste waarde is. Het was dus vanzelfsprekend, dat zij tot het besluit kwamen, dat de openbare instellingen zoo dienden ingericht te worden, dat de Belgische staat zijn taak zou kunnen vervullen. Daar « het weerstandsvermogen van het land vermindert door het feit zelf, dat er zich in zekere kringen een traag proces van afkeerigheid tegenover het vaderland laat gelden », is een aanpassing van de instellingen, een hervorming geboden. Men moet « de Vlamingen, die de gemeenschap boven den staat stellen, terugwinnen, door hun te bewijzen, dat het conflict maar schijnbaar is, en dat in de Belgische omlijsting Vlaanderen sneller en volkomener zijn volle ontplooiing zal bereiken... » Daarom — en dat is het tweede besluit — moet een onmiddellijk algemeen plan van progessieve verwezenlijkingen worden opgesteld. « De Vlamingen zouden den moed vinden om te wachten, indien zij zeker waren, dat hun geduld zou beloond worden. » ! Vermits er volgens de commissie nog geen «Vlaamsche élite» bestaat, geeft zij toe, dat « een volledige hervorming niet oogenblikkelijk kan geschieden. Maar van nu