wekkende deelneming van het Nederlandsche volk aan het «Voortrekker-Eeufees» spreekt de gezant ineens kleineerend over « manne wat optree as hoogmagtige, alwetende persone »... Men zou zoo zeggen, dat door hem niet alles gewaardeerd werd, wat er gebeurd is. Was er anders reden voor zulk een bitsen aanval ? Was er dan een aanleiding om juist de Dietsche studenten iets te verwijten ? Waren de aangeboden plaats en gelegenheid eigenlijk wel bestemd voor het misbruik van zulk een persoonlijken aanval ? Wij vragen slechts en oordeelen niet. De regeering-Hertzog bespaart ons den laatsten tijd weinig teleurstellingen en deze bitse woorden zullen wij daar maar bij tellen.

Misschien komt de tijd nog eens, dat de Unie-regeering van Zuid-Afrika Nederlanders niet weert, terwijl zij Britten als immigranten begunstigt, en terwijl haar gezant in Rijks-Nederland en België keer op keer zegt en verklaart, dat de Nederlanders zulke gewenschte immigranten zijn. Misschien komt de tijd nog eens, dat niet vreemde invloeden het Afnkanerdom verdeelen in onnatuurlijke scheidingen en dat niet het vreemde geld van vreemde politieke ondersteuners invloed oefent in de bestrijding van volksgenooten.

Zij, die het gras kunnen hooren groeien, zouden zulk een rede niet uitgesproken hebben.