« Volkischen Beobachter » , zeide, dat Tsjecho-Slowakije de L)uitschers moest vrij-laten, zooals (o.a.) Holland reeds honderd jaar geleden de Belgen hun vrijheid had geschonken ! Men ziet, aan het volksche begrip in de autoritair-gereqeerde staten mankeert nog wel het een en ander !

Wij hebben ons niet te richten naar het Italiaansch fascisme, noch naar het Duitsche nationaal-socialisme. En evenmin hebben wij « Spaanschgezinde » liederen noodig om ons volk in een of andere richting, aan te vuren !

Deze lange inleiding heeft intusschen niet ten doel, het werk van den jongen Barends, noch dat van den wat ouderen Kettmann af te breken ! Wij begrijpen hoe het komt, dat zij de daden van anderen roemen, het lied zingen van een voor óns vreemd nationalisme. Dit zij nadrukkelijk vermeld Kettmann, wiens bundel «De Jonge Leeuw» hier indertijd uitvoerig werd besproken, is rustiger in zijn wijze van uitbeelden ; zijn werk laat ons den bewusten, bezonken mensch zien, voor wien de democratie en het on-volksche heeft afge-

j33?'. dJ 2let.de din9en een klaar, wit licht, en de romantiek, die bij Barends zoo sterk op den voorgrond treedt, is bij Kettmann geworden tot bezinning op de diepere waarden die in ons volk leven.

In Barends' werk treffen wij nog al de fouten aan van de jeuqd : de soms overdreven romantiek, de herhaling, bijwijlen het tè onpersoonlijke, maar daarnaast ook, en wel degelijk : het « wakker élan », de bezieling, den echten drang !

Direct op onzen Dietschen strijd gericht is het kleine vers op Kenaat de Rudder, waaruit blijkt, dat hij wel degelijk weet waar het om gaat in ons Zuiden. Wanneer hij zegt : « O, Dietse ïers, die nog voor België vecht, gedenkt te worden verraden », dan heeft hij daar meteen al het leed van Zuid-Nederland in geteekend. Nietwaar, het verraad... het verraad, dat is het, dat ons kapot maakt. En dit verraad woekert in « Vlaanderen » al moeten wij er helaas aan toevoegen, dat ook het Noorden er zich aan schuldig maakt.

<,: J^tscke Passie >>, draagt hij op aan Prof. Frans Daels... * Kebe' in België » ; er staan mooie dingen in. Daarin schrééuwt een j°ng Dietscher om de Daad ! Om de bevrijding, om het bloed, dat vloeide voor den vijand, en dat niet gewroken werd.

k-jj i'-i .m,et alleen de nadering van den harden, onver-

biddelijken strijd om dit eeuwig Diet, maar hij voelt dat het zeer spoedig zal zijn.

...Nog staat ons bloed kniehoog in de straten,

ongewroken bloed droogt niet, vervloeit niet,' verqaat niet het schreeuwt, '