« Vóór den Storm » heet een lied over den strijd van het Dietsche Zuiden tegen België en « de Franschen », dat aldus eindigt :

...Gedenkt! — Geen feesten en geen rouw,

maar zwijgen, vóór de leeuwen dansen —

geen woord, waar 't hart van breken zou,

maar harde wil van man en vrouw :

gedenkt, gedenkt! — 't zijn nóg de Franschen .

Schoon vinden wij het « Landschap in Vlaanderen », zoo echt zooals de Noord-Nederlander het moet zien. Na het beeld « Aan den Amstel », een lied over de torens, en een herfstlied, komt dan een van de beste verzen : « Dietschland, mijn Land », dat wel een innige èn sterke afsluiting vormt van dezen bundel, die ons moed geeft, verder te gaan, omdat daarin iets gloort van een nieuwen, schoonen dageraad, een nieuwen dag, wanneer voor gansch ons volk het Dietsche ideaal zal zijn . « Mijn lied, mijn dagwerk en mijn sterktst begeeren » .

G. de V. —

HANDWERKSCULTUUR

Men heeft in twijfel getrokken, of in het tijdvak der moderne techniek heT handweric en de handwerkscultuur nog een zin en een reden van bestaan hadden. Terwijl aan den eenen kant een tot het uiterste doorgedreven, alles °mva"^e he't

zeerinq werd verkondigd, zagen wij aan den anderen kant fnzkht vdd winnen, dat een gezonde cultuur zonder het handwerk ondenkbaar is. Op drievoudige ^jze voUrekt Z'ch in de oractiik de verwezenlijking der « handwerksgedac •

het zich toeleggen op nieuwe voortbrengsels van het handwerkdoor het opvoeden van den handwerker tot een eigen levenshouding (voor zoover hij die onder allerlei invloeden is kwiitqeraakt), door het invoeren van met de hand gemaakte dinqen bit hei volk. Hiermede zijn de drie gebieden aangegeven der «handwerkscultuur», begrepen als het aandeel van he" handwerk aan het algemeene cultuurgoed van een volk.