HANS MEMLING

Teqen het eind van de middeleeuwen leefde er in het land van Mainz een jonge man, wiens hart en geest vervuld waren van een onrust, die hem voortdurend van de eene plaats naar de andere dreef. Wat hij wou, dat wist hij zelf niet. Hij zag het avontuur hem lokken aan elke kim, trok bergen en stroomen over, verteerde met den fijfer wat hij met den trommel gewonnen had,' liep mee in optochten en raakte verzeild onder de twistzoekers op de kermismarkt, hield voor een dag en een nacht somwijlen het geluk in zijn handen, stond s morgens op als een bedelaar en kwam ten slotte terecht in de bonte legerbenden van den hardnekkigen Bourgondiƫr, die heette : Karei de Stoute. Hij was er bij te Nancv, toen daar de veldslag geleverd werd, die den prins het leven kostte. Zwaar oewond, ontwaakte hij uit zijn verdooving ergens aan den kant van een toegevroren beek, sneed zich een knuppel uit het winterhout en ging strompelend op stap door de bosschen, waar de wolven huilden, over de velden die qroepen boeren, op jacht naar gevluchte soldaten, doorkruisten. Na lanq zwerven bereikte hij, heel en al uitgeput, de stad Bnigge in Vlaanderen. Hier werd hij opgenomen in het hospitaal Weken en weken lag hij te bed. Om hem heen was de zoemende stilte, nu en dan onderbroken door helmend klokgelui. Blanke zusters in zacht-ruischende gewaden schoven voorbij. Driemaal daags bleef er eene staan bij zijn sponde en boog haar k[aar,9f' zicht met de diepe oogen over hem Eens hoorde hij haar naam, en toen zij weg was, fluisterde hij dien voortdur<md in de stilte; het was als 't gemurmel van een beekje door de weide, dan als 't gegons van een litanie en eindelijk als een lied, dat met vele strofen zong door zijn hoofd. Iets teers en wilds te qelijk sloeg dat lied los in zijn binnenste, en hij wist dat het liefde was. Maar hij beleed deze liefde niet. Hij koesterde en vormde haar in zich, tot zij alleen nog was : schoon-blinkend dankbaarheid. Dag aan dag overwoog en bepeinsde hij, op we manier hij die dankbaarheid tot uiting zou kunnen brengen z der haar zuiverheid te schenden. Zijn gedachten reisden. naar de jaren, die achter hem lagen. Hij zag zichzelf terug, m^ het weidsche, veel-betorende Keulen, de stad van meester Stephan