BOEKBESCHOUWING

« GESCHIEDENIS VAN DE VLAAMSCHE KUNST », uitgegeven onder leiding van Prof. Ir. Stan Leurs. De Sikkel, Antwerpen.

Zoo pas is de twintigste en meteen de laatste aflevering van deze uitgave verschenen. (Een uitgebreid register, samengesteld door den heer E. Van Hemel, is in die aflevering te vinden.) Wij willen hier herinneren aan de algemeene beschouwing, die wij in nummer 12 van den 3n jaarg. aan dit werk hebben gewijd. Nu het volledig vóór ons ligt, moeten wij nogmaals betreuren, dat zij die het initiatief er toe namen, niet ruim genoeg van blik zijn geweest en slechts half in plaats van héél werk hebben aangepakt. Wij hadden niet een « Geschiedenis van de Vlaamsche Kunst », maar een « Geschiedenis der Nederlandsche Kunst » moeten krijgen. Dat de beperking, welke thans gemaakt werd, willekeurig is, blijkt herhaaldelijk uit de verschillende bijdragen over architektuur, schilderkunst, beeldhouwkunst enz., die in het werk voorkomen : voortdurend wordt (het kan niet anders !) de grens die het zoogenaamde « Vlaanderen » van het zoogenaamde « Holland » scheidt en die alles behalve een wezensgrens is, overschreden, August Vermeylen bijv. in zijn opstel « Van Bosch tot Bruegel en zijn Kring » (aflevering 9) moet tot tweemaal toe opmerken, hoe onzinnig het is, de grens die « Noord en Zuid » van elkander houdt, in de geschiedenis der kunst te handhaven. Terwijl Bruegel nu bij Vermeylen als « Vlaamsch meester » wordt behandeld, zouden w i j hem als Brabander zijn plaats geven in de Nederlandsche schilderkunst. «Hij (Bruegel) hield van zijn Vlaamsche landschap en zijn Vlaamsche menschen », zegt Vermeylen. Dat landschap en die menschen zijn niet in het eigenlijke Vlaanderen, maar in Brabant (met name in Zuid-Brabant) tot op den dag van heden te identificeeren. In een « Geschiedenis der Nederlandsche Kunst », gelijk wij ons die voorstellen, zou het echt-Vlaamsche volkomen tot zijn recht komen, naast het Brabantsche, het Limburgsche, het Hollandsche enz., als zooveel natuurlijke schakeeringen van de ééne Nederlandsche eigenheid. Thans moeten wij ons, in het werk « Geschiedenis van de Vlaamsche