Ir. J. E. DE LANGHE: «De Oorsprong der Vlaamsche Kustvlakte». Uitg. Van Kerschaver, te Knokke. Prijs geb. 30 Frcs.

Schr. behandelt hier voornamelijk het ontstaan van het Dietsche kustgebied tusschen Brugge en Sluis, de wording (uit de waddenzee der achtste eeuw) van polders en duinen, hofsteden en dorpen, waterloopen en wegen. Belangrijk is de methode, die hij daarbij volgt, en die er in bestaat, de geologische gegevens samen met de topografische te verwerken, wat in bepaalde gevallen een verrassende oplossing geeft aan tot nogtoe duister gebleven vraagstukken.

Uit het hoofdstuk, gewijd aan den strijd van den m e n s c h tegen het geweld van de zee, mogen hier enkele regels worden aangehaald : « De strijd tegen de zee werd aangepakt door die koene en ondernemende Wikings, die uit het Noorden gekomen waren en zich als kolonisten in ons kunstgebied hadden neergezet. Thans weten wij, dat wij op deze menschen een anderen kijk moeten hebben dan de verouderde geschiedkunde. Zij kwamen hier niet als wildemannen en barbaren, maar als dragers van hoogstaande Germaansche cultuur en van rassige krachten. Zij kwamen hier als landzoekende boeren, ontgonnen het kustland en werden de stamouders onzer oude boerengeslachten. Hun erfgoed leeft thans nog in ras, taal en zeden der kustbevolking. Zij bouwden de terpen, kunstmatige heuvels, zooals thans nog in Noord-Friesland, en begonnen dijken op te werpen om de schorren van de hooge vloeden af te sluiten en vruchtbaar polderland te winnen. »

Ir. De Langhe heeft ons met zijn boek over « De(n) Oorsprong der Vlaamsche Kustvlakte » een werk geschonken, dat niet alleen getuigt van ernstige wetenschappelijke studie maar ook van een groote, warme liefde voor zijn geboortestreek, en bovenal : van eerbied voor ons volksch verleden.

ALBERT VERWEY: « Frederik van Eeden», (Geïllustreerd). Uitg. De Sikkel, Antwerpen. — Prijs gen. 55 frcs. geb. 70 frcs.

Colleges, door Albert Verwey in 1934 en 1935 gehouden, vormen den grondslag van deze uitgave, die «met behulp van Van Eeden's eigen exemplaar van zijn dagboek, en andere hulp, door een der bestuursleden van het Van EedenGenootschap geboden », werd afgewerkt, — zooals M. MeesVerwey ons in haar voorbericht mededeelt.

« In een tijdperk waarin de vormen van kunst, wetenschap, religie en zede ook hier te lande moesten vernieuwd worden,