heeft de waarheid gezegd en dat is voor Yan Hoogstraten een motief om te gewagen van »een mannelijke daad, die den oud-ingenieur waarlijk tot eer verstrekt."

In deze afl. is sprake van Multatuli en zij, die er aan denken op eenig examen over den schrijver van den Max Havelaar te spreken, zij die meenen hooger te staan dan anderen, wanneer zij in toastentaal hulde biengen aan Multatuli, dien zij niet hebben gelezen, ze kunnen niet beter doen dan dit werk ernstig en zorgvuldig te lezen, ze zullen niet alleen beschouwingen van allerlei aard liooren, maar ook tallooze feiten, die hun de gelegenheid zullen geven, met grond te oordeelen en het oordeel van anderen aan hunne wetenschap te toetsen. Het stuk draagt den titel Pater Jonckbloet over Multatuli en dat uitgangspunt, gekozen naar aanleiding van de dichterlijke geestdrift van den jongen priester geeft aan dit werk een geheel eigenaardige verdienste.

Men koope en leze dit werk. Het is eene hoogst welkome gave.

Een Pionier. J. A. Alberdingk Thym 1840—1853, door M. A. P. c. Poelhekke, Nijmegen, L. C. G. Malmberg.

Met een kort woord wenschen wij deze brochure (114 bl. groot) bij onze lezers aan te bevelen. Wie de artikelen over dit onderwerp van dezen schr. in N. en Z, gelezen heeft en weet, dat deze uitgave slechts weinig verandering heeft ondergaan, begrijpt, dat er van geen recensie sprake kan zijn. Het werkje behandelt Thym, zooals een man van die waarde behandeld moet worden n.1. in den gang zijner breede ontwikkeling, een Katholieke letterkunde scheppende en daarmede de geheelë letterkunde des lands opbouwende. Het schoone tijdperk van '40 tot '53 is het groote tijdpei k van letterkundig leven, waarin werken en aaneensluiten en belangstellen en steunen en helpen geen klanken waren. Het staat ons thans vooi den geest als tot eene mythische periode behoorende. Dit tijdperk is in onze Handboeken der Letterkunde, waaruit velen nog altijd gelooveu degelijke kennis te kunnen ophalen, zeer vluchtig behandeld en het is daarom, dat we voor deze studie, welke de zaken degelijk bespreekt, de bijzondere aandacht onzer lezers vragen en wel in hun eigen belang.

The ancient Boeotians: their character and Cultwe, and their reputation. by W. Rhys Roberts M. A. Professor ofGreek in the University College of North Wales, Bangor. Cambridge : At the University Press.

De dissertaties van J. W. ten Breujel (Gron. '34), J. C. Drabbe (Leiden 46) P. A. Koppius (Gron. '36;, H. J. Matthes (Leiden '30) zoowel als vele andere dissertaties uit alle landen, aanvullende een hoogst omvangrijke literatuur over dit onderwerp, gaven den geleerden schrijver de stof, om in een keurig uitgevoerd werk van nog geen 100 bladz. een even belangwekkend als belangrijk verslag te geven van liet resultaat zijner onderzoekingen aan gaande de gronden voor en tegen de verachting der Boeotiërs, die reeds eeuwen vóór Pindarus Boeotische zwijnen genoemd werden en die in weerwil van alle verdediging nog steeds in alle beschaafde talen op ,'t onbeschaafdst met minachtende namen worden aangeduid, een lot, dat zij niet de Zwaben en Kampenaren gemeen hebben. Het ligt niet op onzen weg de juistheid der onderzoekingen na te gaan: het zij voldoende te zeggen, dat de schr. met