dan kennis van zaken en toestanden verraadt) en de »Inleiding« die velen van hen, die KalfFs aantrekkelijke Geschiedenis niet gelezen hebben, allicht zal bewegen, dat boek ter hand te nemen en eens wat over Jonkheer Van der Noot te lezen. Hier .vinden we over hem juist genoeg om iemand belust te maken, meer van hem te weten.

Iets van hem te lezen ! Ja, iets, maar liefst heel weinig! want de vorm zijner verzen is niet alleen ongewoon, maar vaak zeer weinig aantrekkelijk en als men den zin zijner verzen heeft gevat, blijkt het, dat de daaraan bestede arbeid inderdaad verloren is.

De vraag is niet ongepast, voor wien de Heer Verwey dit bundeltje bestemt!

Het moet óf voor poëtiscli gestemde geesten of kunstminnaars of dichters zijn; of wel voor taalgeleerden. (De beoefenaars van letterkundige geschiedenis lezen Kalfl's boek of maken als deze de studie zelf). De taalgeleerden hebben rijker bronnen en lezen zij al soms Van der Noot, dan lezen zij hem niet in eene bloemlezing van anderhalf honderd bladzijden. En de anderen verstaan die kromspraak niet, dat vaak hinderlijk gestamel; met zonderlingen zinsbouw, verkeerde klemtonen en onaardige beelden.

Het ontstaan van dit boek doet ons denken aan de afschrijfwoede onzer dagen en aan de zucht, om als wetenschappelijk rechercheur te poseeren. De uitgave der gedichten is dan aan de eerste, de noten en de rest aan de tweede oorzaak toe te schrijven.

Woordenboek van het Geldersch-Overijssëlsch dialect, door Prof. Dr.

J. H. GalléE. 's-Gravenhage, Martinus Nijhoff.

De uitgave van dit woordenboek is de vervulling van een wensch dooiden schr. in Dec. 1881 uitgesproken, toen hij in het le deel van Onze Volkstaal een paar vel druks wijdde aan eene „Woordenlijst" van de Taal, welke in de Saksische streken van Nederland gesproken wordt.

Reeds toen hoopte hij later die lijst aangevuld en met opmerkingen verrijkt »als afzonderlijk Woordenboek van het Saksisch in Nederland het licht te (doen) zien."

Intusschen moest de uitgave van Volkstaal uit gebrek aan belangstelling worden gestaakt en werd het zeer rijke archief met een voorraad gedeeltelijk geheel afgewerkte woordenlijsten, spraakkunst en klankleer, aan de Leidsche Maatschappij in bruikleen afgestaan. Thans openbaart zich eenig leven op dat gebied en verschijnt dit woordenboek, weldra gevolgd door een tweede, waarop wij later terug komen.

In de inleiding wijst dr. Gallée er op, dat het dialect, welks woordenschat hij geeft, met kleine locale wijzigingen wordt gesproken in de streek, welke ten oosten ligt eener lijn, die van Noord-Overijssel ongeveer langs Dalfsen en Windesheim, over den IJssel, bij Heerde en Apeldoorn langs, bij Gorssel weder over den IJssel en verder in zuidoostelijke richting tusschen Vorden en Warnsveld, langs Wiehmond, Ilummelo op Keppel loopt en zich daarna langs den Ouden IJssel oostelijk buigt in de richting van Bocholt,