II. LEEUWARDEN.

Taal. Ij uur.

Rijke Armoede.

De matige natuur eischt weinig voor liet leven.

Men hoort der vooglen zang

Die, rijk voor eenen dag, door blaan en takken zweven;

Met weinig leeft men minst zijn erfgenaam te lang.

5. Al !t kwaad, 't geen d' armoe baart, is, dat ze, tegen reden,

Den mensch verachtelijk maakt.

Een vroolijke armoe brengt geluk en zaligheden;

Maar ze is geene armoe nog, tenzij ze ons droef genaakt.

Die niets verliezen kan, mag onbekommerd zingen 10. Bij dieven, heet op buit,

Hij wandelt onbelet door vijandlijke klingen

En slaapt gerust, daar kram nog grendel hem besluit.

Geloof mij, onder 't riet der laaggebouwde hutten

Woont d'ongestoorde rust.

15. Een marnieren paleis kan geene zorgen schutten;

Men vindt er vrees in vreugd en teffens last in lust.

1. Geef in eenvoudig proza nauwkeurig den inhoud weer.

2. In welken naamval staat zijn erfgenaam (regel 4)?

Waarom ? Verstaat gij onder naamval een betrekking of een vorm ?

3. Verklaar de beteekenis en den vorm van tenzij regel 8).

Welk verschil bestaat er tusschen tenzij en tenware ?

Hoe verstaat gij het ontstaan van de voegwoorden indien, ofschoon en aangezien ?

4. Zeg iets omtrent de afleiding van 't woord besluiten (regel 12j.

Noem eenige woorden, die .verwant zijn met het grondwoord en licht

die verwantschap toe.

Taal (IJ uur).

Een opstel over een der volgende onderwerpen :

1. Kinderdichters; 2. De idylle ; 3. Gelegenheidspoƫzie; 4. De metaphora.

Aanmerking: Bij de behandeling van 1, 2 of 3 wordt verwacht, dat de kandidaat blijken geve van eenige bekendheid met de voornaamste voortbrengselen der Nederlandsche letterkunde, voor zoover het onderwerp betreft.

Voor een opstel over de metaphora wordt de aandacht gevestigd op de volgende punten; metaphora = verkorte vergelijking; welke woorden metaphorisch worden gebruikt; bewust en onbewust gebruik van de metaphora ; verkeerd gebruik ; misbruik ; uitbreiding van de trope; de metaphore in onze taal blijkens spreekwoord en zegswijze.

1. De natuur kent maar weinig behoeften, de mensch is het, die er zich yele schept. Hoor slechts het gezang der vroolijke vogelkens, die zonder zorgen yoor den dag van morgen, vol levenslust door de bladeren zweven.

Hoe minder men noodig heeft, hoe minder spoedig ons heengaan door begeerige erfgenamen verlangd wordt.