aardige plaats. „Haast zal men u door strenge meesters leeren." Evenzoo het versterkte welhaast. „Maar welhaast komt liet uur der wraak !" Vroeger placht het in den zin van ons weldra te gelden en werd ook op verleden voorvallen toegepast, gelijk men het b v. meermalen bij Yan der Palm in gebruik vindt. Bas vervangt, in dichterlijke taal, evenals gauw in de gemeenzame, het meer gewone spoedig, waarmede het overigens, wat het begrip betreft, volkomen overeenstemt.

Spoedig en gauw zijn hier alleen behandeld in de beteekenis van : binnen korten tijd, waarin zij met aanstonds enz synoniem zijn. Maar zij gelden ook in den zin van: met spoed, ziende op de snelheid, waarmede een handeling verricht wordt. In deze opvatting zijn zij te vergelijken met jluks, gezwind, haastij, ijlings, schielijk, enz., woorden, die wel met aanstonds in beteekenis nauw verwant, maar toch niet synoniem zijn, omdat daarbij niet het korte tijdsverloop, maar de vlugheid der beweging op den voorgrond staat.

Aantal Dit woord is bij ons van jongere dagteekening; het komt noch bij Plantijn of Kiliaan, noch in den Statenbijbel, noch zelfs bij Halma (1710) voor, en schijnt eerst in het midden der vorige eeuw in gebruik te zijn geraakt. Blijkbaar is het uit het Hoogduitsch overgenomen, het is niet, gelijk alle overige zelfstandige naamwoorden met aan, van een werkwoord gevormd, en de verhouding van aan tot het tweede lid tal is hier eenigszins gewrongen.

Het Hoogduitsche^woord wordt door Grimm, Deutsches Worterbuch, I. 522 aldus verklaard : „Anzahl, numeris, nul. aantal, verhalt sich zu zahl, wie antheil zu theil, und will nicht die volle zahl, nur eine bestimmte zahl, pars rata, ausdrücken .. . Zahl bezeichnet den gesamten inbegriff einer geringen oder grossen menge ; anzahl nur einen theil davon". Die uitlegging echter strookt niet met de door hem aangewende bewijsplaatsen, waar Anzahl, bijna overal zeer kennelijk, een onbepaalde totaliteit aanduidt. Zij kan dus de ware niet zijn. Het onderscheid tusschen Anzahl en Zahl is blijkbaar hetzelfde als tusschen ons aantal en getal. Het eerste beteekent een hoeveelheid, die onbepaald is, wier grenzen niet scherp zijn getrokken; daarom heeft Anzahl, evenals aantal, geen meervoud. Zahl en getal duiden gestelde, dus volkomen bepaalde hoeveelheden aan, en zijn daarom ook in het meervoud in gebruik: Zahlen, getallen. Aan moet hier derhalve anders opgevat worden