IETS OVER BEIDE.

Over de hedendaagsche verbuiging van beide, onmiddellijk gevolgd door een substantief (beide menschen, de beide menschen), zijn allen het eens. Maar over den lsten en éden naamval van het zei fstandige beide, nl. of men beiden dan wel beide schrijven zal, en over 't gebruik bestaat verschil van meening. In de Nederlandsche Spraakkunst van Cosijn-Te Winkel (7den druk § 222) lezen we dat „gewoonlijk'' beiden wordt gebezigd; Den Hertog (Be A cderlandsclie Taal I § 171) geeft beiden op als 't voor personen, beide als 't voor zaken gebruikt wordt, en 'tzelfde wordt geconstateerd door 't Woordenboek der Nederl. Taal (i. v. beide 4) en 8)). Terwey (Nederlandsche Spraakkunst6 § 267; zegt dat „veelal" beiden voor personen wordt gebruikt, maar voegt er de verstandige opmerking bij: „Intusschen zij opgemerkt, dat er voor 't bovenvermelde vrij algemeen gebruik der n in 't meervoud geen enkele redelijke grond te vinden is. Men verbuigt dan toch den len en 4en naamval als een zwak substantief en den 2en en 3en naamv. als een sterk adjectief." En zoo zouden we natuurlijk nog meer spraakkunsten kunnen aanhalen.

Een andere opvatting werd indertijd door Van Heiten voorgestaan, die in Noord en Zuid I blz. 176 vlg. over 't gebruik van 't woord in het hedendaagsche Nederlandsch handelde J). Beide, niet onmiddellijk door een znw. gevolgd, wordt volgens dat artikel „alleen in verbinding met een persoonlijk of relat. vnw. (vgl. bv. wij beiden, u beiden, ons beider, uw beider, wier beider ...) en in de verbinding met die, deze (vgl. bv. kent gij die beiden daar op de bank?) zelfstandig gebezigd; slechts in die gevallen staat het in opvatting gelijk met „twee vereenigde" of „zich bijeenbevindende menschen. In dat geval staat de schr. beiden voor. In alle andere gevallen kan beide vervangen worden door „te zamen, gezamenlijk of door zoowel de (het) een als de (het) ander 2)"; en dan hebben we beide te schrijven, want dan is het „naar alle waar-

1) Waarschijnlijk zal prof. Van Heiten zijn meeningen van 25 jaar geleden niet alle meer onderschrijven. Toch neem ik zyn stukje als uitgangspunt, omdat daarin het uitvoerigst over 't woord in kwestie wordt gehandeld.

-) In t vervolg zal ik slechts de een en de ander schrijven, al wordt ook tevens het een en het ander bedoeld.

Noord en Zuid, 26ste Jaargang. /