het Oosten plag men het graan op den grond uit te spreiden en er ossen of paarden hard overheen te laten loopen, dat deze er de graankorrels zouden uittrappen. Volgens het voorschrift Tan Mozes mocht men dus niet zoo vrekkig en wreed zijn, de dieren met riemen of op andere wijze den bek te sluiten, maar men moest ze vrij laten eten. In den brief aan Timotheus wordt verklaard, dat de figuurlijke beteekenis is : „de arbeider is zijn loon waardig"; dat is dus zooveel als : wie den last van het ambt heeft, moet ook het loon van het ambt hebben.

De os heeft altijd als een voorbeeld van domheid, ruwheid en vijandelijkheid gegolden ; vandaar de scheldnamen os, osseJcop (het deel voor het geheel genomen, als bij apekop, schapekop, ezelskop en domkop, slaapkop).

Met Paschen zijn de vasten in de R. C. Kerk uit en mogen de geloovigen weer vleesch eten, verlokkend toont de slager dan de mooiste dieren en leidt er zelfs de straten rond; te Parijs is de rondgang van den loeuf rjras (vette os) tegenwoordig zelfs nog een soort feest De os is met linten en kransen getooid, heel mooi, al te mooi gemaakt, daardoor werd paaschos de benaming voor een belacheljjk en smakeloos opgepronkt persoon.

Onder de strafwerktuigen der oude school kende met o. a. de bullepees 1) die thans nog in de kleeden- of tapijtenklopperijen gebruikt wordt.

In het Oosten werden de stieren en ossen veel als trekdieren gebruikt, in Zwitserland, een groot gedeelte van Duitschland en Oostenrijk en in het Oosten van ons land komt dit nog voor. Door middel van een houten toestel waren de dieren twee aan twee aan horens of kop of hals saamverbonden, dit toestel heette het juk, het ontnam aan de dieren de vrijheid en dwong hen den wil des bestuurders te volgen, vandaar het gebruik van juk in allerlei figuurlijke beteekenissen, als het beeld van dienstbaarheid, afhankelijkheid, of onderworpenheid en slavernij. Zulk een juk heet drukkend, hard, zwaar of zacht en licht, soms heet het een ijzeren juk. Christus getuigt in het N. T. van de plichten, die hij den geloovigen oplegt: „Mijn juk is zacht en mijn last is licht''. In het O. T. roept het volk, dat na Salomo onder Rehabeam staat, dat zijn vader hun juk hard heeft gemaakt, en zij smeeken, dat hij hun zware juk lichter zal maken.

1) Oorspronkelijk lat. penis.