NADENKEND LEZEN.

VI. De Geit en de Bok.

Bij deze dieren denken wij 't eerst aan de grillige sprongen en de kwaadaardige stooten; we schuiven de eerste echter alleen op rekening van het mannetje daar wij wel een woord bokkesprongen maar geen „geitesprongen" hebben. Daarom zegt men van iemand, die plotseling een dwazen inval krijgt en daaraan dadelijk gehoorzaamt, dat hij dwaze of gekke bokkesprongen maakt; wie van £apriolen spreekt, zegt hetzelfde, want it. capriola, fr. cabriole komt van lat. caper, it. capra, dat hok beteekent) en komt er dus volkomen mee overeen; vandaar ook fr. capricieus (grillig) en fr. caprice (gril).

De tweede eigenschap van den bok is, dat hij ieder, die hem nadert voor een vijand aanziet en dreigend op hem aankomt om hem te stooten, vandaar dat men van onaangename, onvriendelijke menschen zegt, dat ze bokkig zijn en alsof daardoor ook hun geheele voorkomen veranderde, zegt men ook, dat ze de hokkepruik ophebben.

Ook al gedachtig aan deze eigenschap noemden reeds de Grieken en later de Romeinen een toestel om door hevige stooten gaten in stadsmuren te maken of poorten open te stooten stormbok of stormram; want het mannetje van het schaap heeft ook de zeer onbeminnelijke gewoonte, dadelijk met de horens klaar te staan. Onopgelost blijft, waarom het toestel van schuin saamgeklonken balken, waarop men hout zaagt, de zitplaats van den koetsier en enkele andere zaken juist bok heeten; ze lijken niet op het dier en vertoonen ook geen gelijke eigenschappen. Beter verklaren zich de namen Spaansche bok en Poolsche bok voor twee folterwerktuigen uit de middeleeuwen. De geiten en bokken kunnen op een zeer klein plekje staan, we zien soms een gedresseerde geit op de kurk van een groote flesch staan, maar ongedresseerd, in de natuur springt zoo'n dier van een klein stukje rots op een ander, zonder ooit zijn sprong te missen. De inrichting, die den mensch in diezelfde houding bracht, maakte hem eigenlijk tot bok, maar werd bok genoemd : de polsen en de beenen boven de enkels werden in ronde holten gewrongen van naast elkaar geplaatste balken of latten, zoodat de gemartelde de houding kreeg van een bok, die op een kleine oppervlakte staat, dit was de Spaansclie bok\ werden den gemartelde nog teen- en duimschroeven aangelegd, dan heette