DE TOEKOMST ONZER TAAL.

„Er is aldus voor de Nederlandsche tnal eene vernieuwing op handen, wanneer nu maar de revolutionnairen op taalgebied zich weten te beheerschen en er zich voor wachten even doctrinair te werk te gaan als de taalleeraars der 18e eeuw, willen zij niet met het onkruid ook de tarwe uitroeien."

Aldus besluit Dr. J. te Winkel het IVe hoofdstuk van zijne merkwaardige Geschiedenis der Nederlundsche Taal.

En niet zonder reden wijst de uitstekende taalgeleerde op het gevaar, dat er bestaat onze taal in den maalstroom der hedendaagsche letterkundige beweging te zien verdwijnen, juist als men denkt dat er zich een nieuw leven openbaart.

In landen, waarvan de kuituur de wereld regeert; bij natiën, die voortdurend hunnen invloed door middel van hunne taal zoeken uit te breiden, zou er niemand aan denken nog te redetwisten over 't vraagstuk, welk dialect of welke schrijfwijze officieel zal

gebruikt worden.

Er zijn b v. in Duitschland wel letterkundigen, welke in dialect schrijven, vooral als zij personen van mindere ontwikkeling en uit een zeker gewrest laten optreden.

Zoo doen Sudermann, Hauptmann, Rosegger en meer anderen.

Maar het zal in niemands brein opkomen, dat de taal van de helden en de heldinnen van dorpsnovellen of volkstooneelen, hoe gekleurd die taal ook wezen moge, de Duitsche schrijftaal moet vervangen. Er zijn wel kleine afwijkingen omtrent de spelwijze van zekere woorden in Oostenrijk en Zwitserland; maar dat is onbeduidend, en iedereen, zelfs de plattelands-novellist, neemt de Duitsche spelwijze aan, als hij zelf aan 't woord komt.

Doch niet zoo in de Nederlandsche gewesten.

Er bestaat eene Nederlandsche taal en eene Nederlandsche spelling ; die van De Vries en Te Winkel. Dura lex, sed lex. Ondanks dit, zien wij dat men hier Ylaamsch, elders Hollandsch schrijft. Daarbij komen dan nog de onderverdeelingen: WestVlaamsch, Friesch, Limburgsch enz ; allen, die in deze dialecten schrijven, denken dat het zoo moet zijn, en men twijfelt er soms aan, of die schrijvers weten willen dat er eene Nederlandsche taal bestaat, die hare vaste spelregels heeft en hare geijkte zegswijzen.

Maar, ongelukkig genoeg, die uiteenloopende richting bepaalt zich