menschenhoofd anarchistisch genoeg toegaan, met bomontploffingen en electrische ontladingen.

Deze critische tijd is niet bij alle menschen gelijk, omdat hun verhouding tot het onzienlijke verschilt. In 'fc algemeen kan men de menschen, met betrekking tot het onzienlijke, in drie categorieën verdeelen; als men maar niet vergeet, dat zeer velen op de grens staan: met het eene been in de eene, met het andere in een andere categorie.

De eerste omvat de gelukkigen die zich in een overgeërfd en pasklaar gevonden godsbegrip en levensopvatting kunnen inleven, die — door een gelukkigen aanleg — niets assimileeren wat in strijd is met dat begrip, die hun leven en voelen naar den godsdienst hunner vaderen inrichten, en met en door dezen toestand volkomen tevreden, gelukkig zijn.

De tweede omvat de, met zich zelf zéér tevreden, Jannen Rap die zich in geen enkelen godsdienst kunnen indenken noch invoelen, omdat ze geen gemoedsbehoefte hebben aan het verhevene; geen besef van den hemel, geen kennis dragen van iets anders dan wat ze kunnen tasten en proeven, of althans in een wiskunstige formule kunnen uitdrukken.

Eindelijk diegenen wien het woord „onderzoekt alle dingen en behoudt het goede" uit het hart is gegrepen ; die niet anders Jcunnen dan hun ganschen ziele-inhoud, dus ook den godsdienst waarin ze zijn opgevoed, te ontleden, te onderzoeken, te beproeven. En daarbij in den aanvang teleurgesteld moeten uitkomen, al was het alleen, omdat ze in zich niet de verheven waarheden zelve, maar alleen datgene bezitten wat hun kinderlijk verstand en jeugdige verbeelding van de leer gemaakt hebben. Eenmaal aan het dolen, kunnen ze niet anders — „gejaagd door 's levens raadselen", als ze worden — dan door strijd en worsteling zich zelf een oplossing scheppen, zich zelf een geloof veroveren, zich zelf de poort tot hun gelukstaat ontsluiten. — Dat zijn de tragische naturen. Maar meteen de religieuse genieën die de wereld misschien een schrede verder brengen. Voor zich zelf zijn het - nog eens — diep rampzalige .... en toch ook weer, in hun triomf, gelukzalige geesten.

We kunnen het betreuren dat niet allen tot de eerste catagorie behooren, maar erkennen moeten we 't feit. En evenzeer moeten we erkennen dat de eene categorie over de beide andere niet dan scheeve oordeelen kan vellen. De banbliksems der eerste klasse