we vinden hier zeer veel mooie verzen en kunstrijke, soms kunstig gestelde novellen, de beste Ylaamsche krachten hebben hier het beste gegeven wat ze hadden. Ook de onvermijdelijke kritiek blijft niet uit, daarbij maakt het een zonderlingen indruk, dat we hier een „Literaire Kroniek" vinden (in waarheid niets anders dan eene zeer ernstige en met innige overtuiging geschreven beoordeeling van een bundeltje verzen) door Karei van de Woestijne en vlak daarachter een beoordeeling door A. Y. van een werk van Karei van de Woestijne zoodat bij 't groot aantal medewerkers, te voorzien is, dat de leden der redactie (en de medewerkers) handen vol werk zullen hebben met elkander te beoordeelen.

Bijzondere aandacht verdient het artikel van den Heer Van de Woestijne over „Proletarische Poëzie en Mevrouw Roland Holst" naar aanleiding van den bundel De Nieuwe Geboort.

De schrijfster „zoekt een lied" zoo schoon, zoo waar, zoo echt poëtisch gedacht als mogelijk is en gedachtig aan de omstandigheden, dat deze bundel blijkbaar vooral bestemd is om reclame te maken voor sociaal-democratie, roept de heer v. d. W. uit:

„Ach mocht ze ons dat lied maar vinden : het zou zoo algemeen-menschelijk zijn, en — ons tevens verlossen van de huidige geestelijke verzuchtingen der dichteres midden in de schoone beschrijvende verzen. Het zou ons tevens sparen gedichten als het „Fragment" : „De avond brengt den werker de bevrijding" (blz. 95), dat in den aanvang aan de klassieke kracht en zoetheid van Albrecht Rodenbach's „Geschiedenisse'' die „eindeloosheid in lucht en verte en gevoelen", herinnert, maar, helaas, zoo jammerlijk uitloopt in de gedachte van proletarisch-sociale declamatie en opgezwollen

meeting-praat • straf der dichteres en weêrwraah der socialistev

In onzen tijd van moties, amendementen, voorstellen en andere nietszeggende reclame-woorden, moet v. d. W. zorgen, wèl begrepen te worden en zeer terecht voegt hij er aan toe :

„Maar, men merke wel: ik gisp hier niet dat Mevrouw Roland Holst wenscht, proletarische poëzie te leveren. Ik eerbiedig hare levensbeschouwing, acht haren ernst en ijver hoog, heb liefde in mij voor vele harer gedachten; alleen bemerk ik onvereeni/jbaar het beeld in hare dichtersziel en het systeem in haar brein, waar deze willen worden één in haar verzen

^iV aar hij hulde brengt aan de dichteres vragen we echter bijzondere aandacht voor eene opmerking, die volkomen past bij Y a n E e d e n 's Woordkunst.